Mijn overgrootmoeder en haar witte schuimtaart

Voordat ik met het schrijven van Polderpioniers begon had ik nog nooit van een poffer gehoord. Nu wel. Sterker nog, ik ben al bijna een expert. 

Kijk: dit is mijn overgrootmoeder. Ik vind haar mooi, met haar hoge jukbeenderen, amandelvormige ogen en witte schuimtaart – pardon – poffer.


De poffer is het belangrijkste onderdeel van de Brabantse klederdracht, en wordt tussen 1870 en 1940 met zeer veel trots gedragen. De dracht bestaat uit een kleine, zwarte ondermuts, daarover heen een kanten muts en dan de witte poffer – lekker warm.

Elke streek heeft een andere poffervorm. Elk dorp een poffermaakster en een mutsenplooister.

Portret van een plattelandsvrouw (Vincent van Gogh, 1885) met een ander soort poffer.

De witte tulen muts met kanten afwerkingen en ontelbaar veel plooitjes of tule bloemetjes en knopjes, toont de levensfase en de rijkdom van de draagster. Mijn overgrootmoeder – een burgermeisje – krijgt de muts van haar schoonfamilie, als ze in het huwelijk treedt met een herenboer. Hoe groter de poffer en hoe sjieker de stof, hoe rijker de boerin. Praktisch gezien is het pronkstuk een onding, een warme witte taart.

Jonge getrouwde vrouwen dragen een poffer met bloemen, oudere dames een poffer met appels of peren van zijde of knopjes (zij hebben ‘hun vrucht reeds gedragen’). Een weduwe draagt een rouwmuts, een poffer die van alle versieringen is ontdaan.

Mijn overgrootmoeder draagt haar poffer bij speciale gelegenheden: op zon- en feestdagen en als ze op bezoek gaat bij familie of belangrijke personen in de gemeenschap. En als ze op de foto gaat.

Ik heb eindeloos gezocht naar een foto van haar zonder poffer. Gewoon, omdat ik haar dat gunde, vastgelegd te mogen worden zonder die muts. Uiteindelijk vond ik een foto. Ze doet daar wat ze het liefste doet – zonder muts, zonder gepronk, zonder opsmuk : handwerken. De eenvoud. De rust. Nog mooier is ze dan.

overgrootmoeder

Meer weten over de poffer? Kijk op Binnekiekedotcom of bezoek het Mutsenmuseum.