Research. Het is leuk, leerzaam en inspirerend, en kan - zo weet ik nu - ook best lekker zijn.

Voor #boek4 wilde ik naar Duitsland, naar het gebied ten oosten van Osnabrück, Amt Wittlage. Want daar, tussen een gebergte en een rivier, in een golvend groene lappendeken, werd bijna 200 jaar geleden een zekere Heinrich geboren. En Heinrich is de man waarmee #boek4 begint.

Ik trok twee dagen uit voor mijn tocht en ging op zoek naar een geschikte overnachtingsplaats. Die vond ik in het dorp Werther.

Oh, denk je nu: van die snoepjes! Maar dat komt omdat je het plaatje bij dit blog al hebt gezien.

Werther's original

Ik dacht namelijk helemaal niet aan roomboterbabbellaars toen ik mijn kamer reserveerde in Werther. Ik dacht alleen maar aan Heinrich.

Twee uur voor vertrek verzamelde ik mijn aantekeningen, pakte mijn tas in en googelde nog even op Werther. En toen ontdekte ik het verhaal van suikerbakker Gustav Nebel.

In Werther wordt in 1903 een Zuckerwarenfabrik opgericht door August Storck. Zes jaar na de oprichting vindt Gustav Nebel, een van de eerste werknemers van de fabriek, een gekarameliseerde bonbon uit. Het snoepje bevat gestolde boter, witte kristalsuiker, fijne kandij, verse room, een beetje zout en - volgens de overlevering maakt dat de babbelaar zo speciaal - tijd, liefde en zorg. 
De snoepjes krijgen een goudgele wikkel en de naam Bonbons aus Werther of Die Werther’schen Bonbons. Later wordt dat Werther's Echte en uiteindelijk Werther's Original.
Nu, 208 jaar na de snoepuitvinding van Gustav, worden de bonbons nog steeds geproduceerd door Storck. De fabriek in Werther is uitgegroeid tot een grote koek- en snoepmultinational.

Ik noteerde met een uitroepteken (van toeval!) de overeenkomst die suikerbakker Gustav en mijn Heinrich leken te hebben, sloot mijn laptop af, stopte mijn spullen in de auto en reed doelgericht naar de supermarkt. Daar kocht ik een familiezak Werther's Original.

De rit naar Duitsland zou drie uur duren, maar was binnen een zak Werther's Original voorbij.

Een beetje misselijk, maar in een euforische, verlichte toestand passeerde ik de dorpsgrens. Want - en dat is nou het rare aan dat hele researchgedoe - als je dan eindelijk dat, waarover je alleen op internet, in boeken of op snoepzakken iets hebt gelezen, in het ECHT ziet, en kunt aanraken of proeven of wat dan ook, dan is dat leuk, leerzaam en inspirerend, maar bovenal bijzonder surrealistisch.

Werther bestáát. Een klein dorp met een wereldberoemd snoepje. En ik ben er geweest.

Werther Kreis Gutersloh


(en de volgende keer meer over Heinrich)
Met de hulp van familieleden met stoffige fotoalbums op zolders, huidige boerderijbewoners en Sjaak van Loo (auteur van Boven Water, de watersnoodramp van 1953 in Oost-Zuid Beveland in woord en beeld) heb ik een voorstelling kunnen maken van de boerderijen uit Polderpioniers.

Twee boerderijen zijn op dezelfde plaats (en in een vergelijkbare stijl) herbouwd. De andere boerderijen bestaan - helaas - niet meer.

Langeweg Kruisland
Familie Lodiers, Langeweg Kruisland


Holterbergsestraat Kruisland
Familie Lodiers, Holterbergsestraat Kruisland

Olzendedijk Kruiningen
Familie Lodiers, Olzendedijk Kruiningen

Capelleweg Kruiningen
Familie Rijk, Capelleweg Kruiningen (na de watersnoodramp, voor de brand)

Schelpenbolweg Slootdorp
Familie Rijk-Lodiers, Schelpenbolweg Slootdorp (voor de inundatie)
Even iets over dat oer-Nederlandse fenomeen polder, dat Polderpioniers niet haalde, maar best fascinerend is. Een stukje over etymologie.

Het woord polder bestaat sinds de 12e eeuw (toen nog polre) en is afgeleid van pol, als in graspol.

Een bedijking aan zee of een rivier is de oudste vorm van een polder. Als de grond voldoende hoogte heeft bij een normale vloedstand kan er ingepolderd worden. Een variant is het omdijken van een meer om het daarna droog te malen.

Noordoostpolder

Nederland is de eerste in de wereld die land inpoldert. Het woord polder wordt dan ook wereldwijd overgenomen vanuit onze taal. Zo komt in de 13e eeuw in Frankrijk het woord polre voor, later wordt dat poldre en daarna le polder. De Italianen gebruiken eerst poldro en vanaf 1838 polder. In het Engels bestaat polder sinds de 17e eeuw, in het Duits vanaf het begin van de 18e eeuw.

Het Baskisch, Bulgaars, Deens, Ests, Hongaars, Kroatisch, Noors, Pools, Roemeens, Servisch, Sloveens, Spaans, Tsjechisch en het Zweeds gebruiken polder, het Russisch pol'der, het Lets polderis, het Litouws pòlderis, het Portugees pôlder en het Fins polderi.

Dus niet alleen levert Nederland een bijdrage aan de wereldveiligheid door haar kennis over inpolderen te verspreiden, maar ook draagt Nederland met het begrip polder bij aan de internationale woordenschat.

Trots?

Hmm. Over dat eerste zeker, maar over dat laatste is wel enige bescheidenheid op zijn plaats.

Want, zo vertelt etymologiebank, de meeste Finnen weten eigenlijk niet wat ze met het woord polderi aan moeten, omdat ze de juiste betekenis niet kennen. In Finland wordt namelijk geen land ingepolderd. Het woord komt voornamelijk voor in artikelen, discussies of gesprekken die betrekking hebben op Nederland. En waarschijnlijk geldt dat voor meer van bovenstaande talen....

Polders zijn nou eenmaal zó Nederlands.

Noordoostpolder

* Met dank aan etymologiebank.nl
Het was weer bandenwisseltijd. Ik zat in het wachtkamertje van de Kwikfit aan de automatenkoffie en keek naar een vriendelijk, kartonnen Michelinmannetje.

Bibendum, het Michelinmannetje

Ik dacht: 'Ik ken jou al mijn hele leven, beste bandenmannetje, maar ik weet eigenlijk heel weinig van je.' Hij reageerde niet, dus ik googlede zijn geschiedenis maar even.

Het begint met een fietsband in 1891.

Of eigenlijk eerder nog: in 1839 ontdekt de Amerikaan Charles Goodyear het proces van vulcanisatie dat tot rubber leidt. Vijftig jaar later bedenkt de Britse dierenarts John Boyd Dunlop de luchtband waarmee de fiets (eerder ook wel 'boneshaker' genoemd) een stuk comfortabeler wordt.

De rubberen fietsband is uitgevonden. Maar er is drie uur werk en een hele nacht droogtijd nodig om een lekke band te herstellen, omdat die rechtstreeks op de velg verlijmd zit.

En dan zijn daar de Franse broers André en Édouard Michelin. In 1891 ontwikkelen zij een luchtband met een aparte binnenband: de eerste verwisselbare fietsband. Drie jaar later organiseren de broers een wielerwedstrijd van Parijs naar Clermont-Ferrand. Ze strooien opzettelijk spijkers op de weg om aan te tonen dat lekrijden snel opgelost is met de demonteerbare Michelinbanden.

Niet heel sympathiek, maar wel een slimme marketingtruc.

In 1894 presenteren André en Édouard op de wereldtentoonstelling in Lyon een grote stapel banden. Édouard bedenkt ter plekke dat als de stapel armen zou hebben, het eruit zou zien als een mens. Het idee voor het Michelinmannetje is geboren. Samen met een kunstenaar ontwikkelen de broers hun mascotte. Hij wordt in 1898 op een reclame-affiche voor het eerst getoond.

Bibendum het Michelinmannetje

Op de afbeelding heft het Michelinmannetje een glas vol spijkers en glasscherven en roept: 'Nunc est bibendum!' Nu moet er gedronken worden!' Onderaan de affiche staat 'Le pneu Michelin boit l'obstacle!' De Michelinband drinkt de hindernis!
Oftewel iets als: spijkers en glasscherven op de weg zijn te overwinnen met Michelinbanden. De reclame slaat aan en de mascotte krijgt al snel de naam Bibendum.

Bibendum wordt het symbool van het bandenimperium. Pas veel later, als de broers Michelin hun banden hebben doorontwikkeld voor andere vervoersmiddelen, worden de fietsbanden waaruit Bibendum bestaat vervangen door autobanden. Bibendum wordt in 2000 uitgeroepen tot het beste logo van de eeuw.

En toen was mijn koffie op en stond mijn auto met winterbanden klaar.
Tot ziens Bibendum, tot in de lente.
Oktober 2013
Mijn vader vraagt: 'Wil jij het verhaal van je grootouders niet eens op papier zetten?'
Natuurlijk.

December 2013
Eerste interview met mijn vader.

Januari 2014 - ....
Ooms interviewen, archieven bezoeken, verloren bekenden opsporen, familiedocumenten ontcijferen.
Schrijven.

Januari 2014 - Mei 2014
Opleiding bij Scriptplus 'Schrijven van familieverhalen'.

Mei 2014
Maaike Gerritsen laat me op haar eigen boekpresentatie kennismaken met haar uitgever.
'Ik heb een manuscript voor een thriller.' (ja, ander boek)
'Stuur maar op.'
Vreugdesprongetje.

Juli 2014
Uitgever mailt: 'Toffe thriller, maar we hebben al genoeg.'
Ik: 'Maar ik ben ook nog bezig met iets anders: non-fictie, over boeren en polders.'
Uitgever: 'Interessant. Stuur tzt maar eens toe.'
Iets kleiner vreugdesprongetje.

September 2014
Eerste versie Polderpioniers gaat naar schrijfcoach.

Oktober 2014 - Maart 2015
Herschrijven.

Maart 2015
Tweede versie Polderpioniers gaat naar schrijfcoach.

April 2015
Herschrijven.

Mei 2015
Derde versie Polderpioniers naar uitgever.
Automatische reply: 'Ik werk hier niet meer. Belangrijke zaken svp doorsturen naar collega X.'
Domper. 
Derde versie Polderpioniers doorsturen naar X. 

Derde versie Polderpioniers naar familie.
Discussies, lachen, huilen.

Augustus 2015
Uitnodiging uitgever: 'Kom langs. We willen je spreken.'
Lichte hartverzakking.
Leuk gesprek. Inhoudelijk. Aanwijzingen om het manuscript te verbeteren.

September 2015 - December 2015
Herschrijven.

Januari 2016
Vierde versie naar uitgever.

Stilte.

Maart 2016
Uitnodiging uitgever: 'Kom langs. We willen je spreken.'
Koel blijven. Wolken wegwuiven en goede vragen stellen.
Gesprek. Na twee minuten: 'We gaan je boek uitgeven.'

Weer buiten.
Complete verwarring.
Heb ik het wel goed begrepen?
Zei ze het echt?
Mijn boek?
Uitgeven?
Hier aan de Herengracht?
Lichte hysterie.

April 2016
Er ligt een contract

Mei 2016 - September 2016
Herschrijven
Bronvermelding samenstellen
Persklaarmaken
Achterflaptekst
Omslag
Eerste proef

13 Oktober 2016
Af.

Het begon drie jaar geleden met een vraag. Nu is er een boek. En een goede dosis trots.

Marian Rijk Polderpioniers
Voordat ik met het schrijven van Polderpioniers begon had ik nog nooit van een poffer gehoord. Nu wel. Sterker nog, ik ben al bijna een expert. 

Kijk: dit is mijn overgrootmoeder. Ik vind haar mooi, met haar hoge jukbeenderen, amandelvormige ogen en witte schuimtaart – pardon – poffer.


De poffer is het belangrijkste onderdeel van de Brabantse klederdracht, en wordt tussen 1870 en 1940 met zeer veel trots gedragen. De dracht bestaat uit een kleine, zwarte ondermuts, daarover heen een kanten muts en dan de witte poffer – lekker warm.

Elke streek heeft een andere poffervorm. Elk dorp een poffermaakster en een mutsenplooister.

Portret van een plattelandsvrouw (Vincent van Gogh, 1885) met een ander soort poffer.

De witte tulen muts met kanten afwerkingen en ontelbaar veel plooitjes of tule bloemetjes en knopjes, toont de levensfase en de rijkdom van de draagster. Mijn overgrootmoeder – een burgermeisje – krijgt de muts van haar schoonfamilie, als ze in het huwelijk treedt met een herenboer. Hoe groter de poffer en hoe sjieker de stof, hoe rijker de boerin. Praktisch gezien is het pronkstuk een onding, een warme witte taart.

Jonge getrouwde vrouwen dragen een poffer met bloemen, oudere dames een poffer met appels of peren van zijde of knopjes (zij hebben ‘hun vrucht reeds gedragen’). Een weduwe draagt een rouwmuts, een poffer die van alle versieringen is ontdaan.

Mijn overgrootmoeder draagt haar poffer bij speciale gelegenheden: op zon- en feestdagen en als ze op bezoek gaat bij familie of belangrijke personen in de gemeenschap. En als ze op de foto gaat.

Ik heb eindeloos gezocht naar een foto van haar zonder poffer. Gewoon, omdat ik haar dat gunde, vastgelegd te mogen worden zonder die muts. Uiteindelijk vond ik een foto. Ze doet daar wat ze het liefste doet – zonder muts, zonder gepronk, zonder opsmuk : handwerken. De eenvoud. De rust. Nog mooier is ze dan.

overgrootmoeder

Meer weten over de poffer? Kijk op Binnekiekedotcom of bezoek het Mutsenmuseum.