Utrecht, 24 december 2010
Het is koud in ons huurhuis. Buiten ligt bijna een halve meter sneeuw. Witte vlokken plakken tegen de randen van het kozijn en een koude tocht trekt door de woonkamer. Ik sla de grijze deken om mijn schouders en trek de uiteinden over mijn buik. De deken past er nog net omheen. Ik ben zeven maanden zwanger.
De bel gaat. Tijl - schrijfkameraad - staat voor de deur met een plan voor mijn boek. Hij schetst een omslag, verzint talloze titels en peinst over de juiste schrijversnaam. 'We doen Maria, veel pakkender dan je roepnaam, Marian.' Ik vind het prima.
Het is half vijf, het wordt al donker. Ik ril en nip aan warme thee. De funda-website toont geen nieuwe woningen in onze categorie. We wonen hier pas net, als tijdelijke basis totdat we ons eigen droomhuis hebben gevonden, maar nu is het huis verkocht en wil de huisbaas dat we er uitgaan. Ik sluit de laptop af en zet de verwarming nog wat hoger.
Half elf, we liggen in bed. Dan. Warm bloed stroomt langs mijn benen. Ik sta meteen op: 'we moeten naar het ziekenhuis.' Tien minuten later zijn we in het UMC. De arts controleert alles wat er te controleren valt. 'We gaan de baby halen.' Ik kijk naar de klok: kerstavond, even over elf. Het zal toch niet.
Een tweede arts komt de kamer in. Ze overleggen in termen die ik niet ken. Nog een echo, nog een CTG. Ik kan alleen maar naar de secondewijzer kijken. Bijna twaalf uur.
Dan pakt de oudste arts mijn hand: 'mevrouw, we willen wachten. Zo lang mogelijk.' Hij laat hartfilmpjes en echofoto's zien en zegt dat alles goed komt. Ik knik beduusd en kijk op de klok. Het is twaalf uur geweest.
Onze messias blijft nog vier weken zitten. Het net-niet-kerstsprookje wordt een heel gelukkig nieuwjaarsverhaal.
Oef. Genkkig liep het goed af!
BeantwoordenVerwijderen