Posts tonen met het label werk. Alle posts tonen
Posts tonen met het label werk. Alle posts tonen
De deur schuift dicht.
En ik sta buiten.
Plof.
Daar ligt de last.
Gewoon op de stoep.
Van mijn schouders af gevallen.

Niet achterom kijken nu.
Rug recht.
Kin omhoog.
Voorwaarts mars.
Naar een nieuwe baan.

Zin in.

zin
Ben jij al verankerd?

Vanochtend las ik een interview met Anna Enquist in Schrijven Magazine. Op de vraag: is het gezond voor een schrijver om er een ander vak naast te hebben, zei ze: Oja zeker! Het is goed om verankerd te zijn.

Ik zat in de sprinter van 7.43, keek op en dacht: of die baan waar ik naartoe ga me nou zo verankerd weet ik nog niet, maar mijn tochtjes in de trein in de spits doen dat zeker wel. 

Op dat moment voelde ik een denkbeeldig anker onder mijn stoel in de bodem van de trein slaan. 

Al die keren dat ik op een tochtig perron stond te turen naar het verdwijnpunt van de rails aan de horizon en uit de luidspreker een vriendelijk stem klonk: *Ding dong, dames en heren, de trein naar uw werk .... (is uitgevallen/onmenselijk verlaat/heeft een nog onduidelijk mankement)* vielen eigenlijk best mee. Ik stond nooit alleen op het perron. Er waren altijd een paar medemensen die samen met me stonden kou te lijden en te balen.


Elke dag - als dat witblauwe ijzeren monster eindelijk aan komt zetten - zoeven schuifdeuren open en heet de maatschappij 'de forenzentrein' me hartelijk welkom. Warm en gemoedelijk is het. De scholier met de te dikke rugzak, de zakenman met zijn laptop op schoot, twee zussen op weg naar de huishoudbeurs, de conservatoriumstudent met de contrabas en de rest van de veestapel - want zo voelt het met z'n allen in een bomvolle coupé - met een smartphone of krant in de hand.

Ik keek vanochtend om me heen en voelde me onderdeel van de treinmaatschappij. De conducteur kwam glimlachend langs, een jongen stond op voor een oude dame, er klonk gehoest, een rinkelende telefoon en het meisje naast me zei dat ik leuke schoenen aan had.

Zo zat ik me een beetje verankerd te voelen, tot de eindbestemming om werd geroepen. Mijn anker schoot los uit de bodem van de trein en ik kwam langzaam overeind. De veestapel schuifelde uit een overvolle trein naar een overvol perron, en verder naar een overvolle roltrap. In de stationshal dijde de maatschappij uiteen, anoniem, om rond het middaguur weer samen te drommen voor de sprinter naar huis.

Doe je taakje en in de tijd die overblijft kun je schrijven, las ik op de terugweg in het interview met Anna Enquist.

Bij deze.

Geen UWV Werkmap meer voor mij. Morgen is mijn eerste werkdag.

@Tussenjouenmij vroeg me of deze nieuwe baan naar mijn zin was of ingegeven door de malle molen. Dat was echt een hele goede vraag.

Malle molen

Want vrij zijn - zo heb ik het afgelopen jaar ontdekt - is helemaal niet echt vrij zijn. Niet van 'lekker lanterfanten', 'uitslapen' of 'we zien wel wat de dag brengt'. Vrij zijn - werkloos zijn - is een malle molen.

De bedoeling was, heel terecht - want ik zat op de WW-zak te teren -, dat ik snel weer een baan vond. Dus solliciteerde ik.

Dat betekende: zoeken zoeken zoeken naar passende functies, bellen, brieven schrijven, juichen bij een uitnodiging, vragen en antwoorden voorbereiden, bus/trein-verbinding uitzoeken, opvang regelen, opgewekt en scherp een gesprek voeren, wachten aan de telefoon, jubelen bij het doorgaan naar de tweede ronde of balen bij een afwijzing, aanvullende workshops en/of presentaties doen en assessments en persoonlijke analyses doorstaan. Vervolgens weer wachten bij de telefoon. En twijfel: is dit nu echt wat ik wil?

Nee toch, ik wilde schrijven toch.
Ja.
Dus dat deed ik. Heel veel. Tussen het solliciteren door.
En ondertussen deed ik ook nog een heleboel dingen waar ik normaal niet aan toe kwam: Ik zette de badkamer, een bed, een stoel en een bureau strak in de verf. Ik leefde gezonder dan ooit: elke ochtend 5 zonnegroeten, water met citroen bij het ontbijt, en volgde een injectietherapie tegen allergieën. Ik kon zomaar op donderdagochtend op kraamvisite, midden op de dag naar de bieb of tennissen en de bus van het schoolreisje uitzwaaien én binnenhalen.

Mooie molen

En - wat ik zo graag wilde: ik schreef Blauwdruk af en begon aan #boek3.

Een mal en mooi jaar.
& toch werd ik af en toe overvallen door, tsja, hoe zal ik het zeggen, iets van .... eenzaamheid? Of rusteloosheid? Ik weet het niet. Er knaagde iets - en niet alleen vanwege die sollicitatieverplichting, die malle molen.

Ineens hoorde ik het mezelf zeggen: 'Ik wil bij een clubje horen.'
(ja, ik vond het zelf ook een beetje gek klinken, maar ik meende het echt)

En zo geschiedde. Er was een clubje waar ik bij wilde en gelukkig, dat clubje wilde ook mij. Contract getekend - UWV uitgezwaaid, tennis naar het weekend verschoven, nog een laatste klodder verf op de muren, schrijfuren blokken in de avonduren - en gaan.

Het is alsof ik nu, de laatste dag vóór mijn eerste werkdag, in de rij voor de zweefmolen sta - met al een beetje licht gevoel in mijn buik en een giechel in mijn keel. Morgen stap ik in. Dan hoop ik niet alleen bij een leuk clubje te horen, maar ook inspiratie op te doen, zo in dit nieuwe levensgebeuren. Voor dit blog, voor #boek3, #boek4, #boekx. Want ik blijf schrijven, gewoon in de avonduren zoals eerder. Van zweefmolens krijg ik namelijk ontzettend veel energie.

Malle molen

Ik heb er zin in.
Sinds een week ben ik lid van het UWV. Ik heb mijn leaseauto ingeleverd, een OV-kaart aangeschaft en de iPad 'van de zaak' uit de handen van mijn kinderen gegrist en aan mijn ex-werkgever teruggegeven.
Van het UWV kreeg ik een online werkmap waarin alle rechten en plichten die bij een uitkering horen netjes staan opgesomd. Ik heb de training 'solliciteren' doorlopen, mijn cv ge-upload en mijn relevante sollicitatieactiviteiten ingevuld. Een mooi geautomatiseerd systeem hoor, mijn online werkmap.

werkmap

Mijn werkmap vraagt me niet: Wat wil je eigenlijk (met de rest van je leven)?
Dat snap ik wel. Ik verwacht ook geen toegespitste midlifecrisis-therapie vanuit het UWV. Ik hóór een baan te hebben: ik heb een goede opleiding gehad op kosten van de staat, ik ben gezond en best snugger, dus dan moet je niet zeuren maar gewoon aan de bak. (en daarbij hou ik heel erg van suffe kantoorhumor, zompige slagroomtaart en een kroket bij de lunch, en waar krijg je dat allemaal? juist)

Maar vandaag vroeg iemand het zomaar aan me: Wat wil je nou eigenlijk?
Mijn antwoord was er meteen: 'schrijven.'

Schrijven, schrijven, schrijven.
Ik wil associëren en visualiseren en beelden scheppen, ik wil woorden breien tot prachtige zinnen en ik wil een verhaal vertellen, een verhaal dat de lezer boeit.

'Maar ja,' zei ik ook, 'met schrijven verdien je geen droog brood. Dan kan de hypotheek het wel shaken en sus ik nooit mijn studieschuldgevoel naar de staat toe.'
(en in mijn achterhoofd klonk steeds dat stemmetje van Calimero: 'en dat is niet eerlijk')

Calimero

Ik wik en weeg, ik dub en dub, ik schrijf en solliciteer en solliciteer en schrijf. En dat leidt dan weer tot een spannend verhaal over een sollicitatiegesprek en hele sterke sollicitatiebrieven. Hoop ik.
Of niet.

Gisteravond (setting: het 10 minutengesprekje met de juf en mijn dochter), verzon ik zo tig manieren voor mijn achtjarige om tijdens het uur zelfstandig werken ook daadwerkelijk te gaan werken in plaats van de laatjes in haar bureau nog eens te bekijken.
De juf opperde de beste oplossing: een sticker op het bureaublad die mijn dochter moet herinneren om het rekenboek open te slaan en aan de slag te gaan. Mijn dochter glimlachte, eiste een sticker met een draak en een potlood, de juf knikte en zo werd de deal gesloten.

Ik wil ook wel zo'n juf met een sticker.

Ik zit nu namelijk al anderhalf uur aan de eettafel te niksen. Ik maak een rondje Facebook, Twitter, NU.nl, LinkedIn, Whatsapp en begin dan weer bij Facebook. Ik zit niet compleet nutteloos te zijn, want ik zit in de zon en dat is aangenaam en vast heel goed voor een mens. Voor het onderbewuste dan, want geheel bewust knaagt er iets gemeen in mijn onderbuik. Het komt door #boek3. Ik heb een schrijfplan met personages en locaties, en - en dat is nog het meest uitzonderlijke - ik heb tijd, maar ik zit stil in de zon en schrijf niets.

Een sticker heb ik nodig. Iets met Brad Pitt en een pen of zo.

Ik check mijn mail nog een keer, lees de achterklappagina van NU.nl en open dan Blogger. Ik type een blogje over aanslingeren, in de hoop dat als ik de laatste punt heb gezet ik voldoende opgewarmd ben om aan de slag te gaan met #boek3.

Misschien is Blogger wel mijn sticker.
Ik wacht af.

De sticker na het harde werken
'Ach toe, schrijf eens een spannend verhaal over ons, iets als 'Dood in de dugout', ja, ja, jaah!' Dertien dames in grasgroene poloshirts kijken me hoopvol aan en praten: 'Genoeg intriges op een hockeyclub, ik kan er zo een paar verzinnen, wist je bijvoorbeeld al van die scheids, die, die..... en trouwens, zo'n stick hè, daar kan je gemakkelijk iemand de hersens mee in slaan hoor, zeker weten.'

Ik prop snel nog een bitterbal in mijn mond zodat ik onmogelijk valse beloftes kan uitspreken. Misschien, misschien, is het inderdaad iets, zo'n hockeyteam dat zelfs op het laatste niveau nog geen wedstrijd heeft gewonnen - wat vele verborgen frustraties bloot legt -, maar dan wordt het wel #boek4.

#Boek3 moet eerst dringend geschreven worden. Ik heb namelijk nog een appeltje te schillen met de setting 'kantoor/projecten/collega's/heisessies' en dat moet uit mijn pen. De afgelopen vijftien jaar heb ik ervaring opgedaan met geinige kantoorhumor, met intens verdrietige reorganisaties, met miscommunicatie en fraude, met ontruimingen vanwege brand en bommeldingen, met duistere en doelloze heisessies en met veel, heel veel lijken die uit kasten vallen gedurende een project.

Sinds anderhalve maand ben ik kantoorloos. Het ideale moment is aangebroken om mijn trauma's te verwerken door ze in een geniaal spannend verhaal te stoppen. De personages, de structuur en het plot krijgen langzaam maar zeker vorm, en ik kom ondertussen mijn vijftien jaar research te boven.
Een win-win situatie, zouden we zeggen op kantoor.



Zolang je boek niet maandenlang in de Bestseller 60 van het CPNB staat en je niet van droog brood houdt, moet er op een andere manier geld binnen komen. Dus ging ik op sollicitatiegesprek: handen schudden, koffie drinken en vriendelijke dingen zeggen als 'wat een mooie locatie' en 'leuk om jullie te ontmoeten.' (al is 'leuk' eigenlijk een no-go in een sollicitatiegesprek, net als 'uitdaging' trouwens).
Daar zat ik, in mijn geluksblouse, te lurken aan bittere automatenkoffie. De man tegenover me (zeker weten de tweelingbroer van Frank Boeyen) stelde vragen. Ik twijfelde welke antwoorden ik moest geven: voor de functie wenselijke of eerlijke. De vragen die ik zelf had voorbereid waren weggezakt, tot in mijn tenen.

Maar halverwege dacht ik: wat een leuk gesprek en wat een interessante uitdaging!

De man vroeg: 'Ben jij een beetje een ondernemer?'
'Ja, hoor, zeker.' (het voor de functie wenselijk antwoord)
Hij keek over zijn bril naar me: 'Kun je een voorbeeld geven van je ondernemerschap op strategisch, tactisch en operationeel niveau?'
Ik slikte een slok koffie weg. 'Natuurlijk,' en zette het kopje langzaam neer. Ineens wist ik het eerlijke antwoord. 'Ik ben namelijk ook schrijver.'
En toen hield ik een ellenlang monoloog over mijn ondernemerschap als schrijver. Het ging ongeveer zo:

Op operationeel niveau is mijn ondernemerschap heel eenvoudig: ik schrijf. Om mijn manuscript te realiseren doe ik research, regel ik tegenlezers en koop ik bizar veel blanco A4. Op tactisch niveau probeer ik de kwaliteit van mijn schrijfwerk te verhogen; zo heb ik een schrijfcoach gevraagd mijn werk te beoordelen en ben ik een blog begonnen, ter lering en vermaak. Op strategisch niveau onderzoek ik de haalbaarheid om ook andere genres op te pakken. Zo overwoog ik om een kinderboek te schrijven, maar heb ik dat weer naast me neergelegd. Ik ben namelijk onvoldoende bekend met Avi-niveaus en moet me nu eerst focussen op #boek2.

Ik was oprecht verbaasd over de stelligheid waarmee ik de vraag had beantwoord. En ik twijfelde: had ik zojuist de ambacht schrijven als een controleerbaar en a-creatief karwei omschreven? Mijn collega-auteurs een judaskus gegeven? Met buikpijn (ook van de koffie) en een hoofd vol tegenstrijdigheden reed ik terug naar huis.

Net belden ze: ik was het niet geworden. Ze vonden me niet ondernemend genoeg. Gelukkig.

'Ben je aanvoerder geworden? Gadverdamme, wat ben jij een uitslover.'
en
'Knutselmoeder op school? Daar heb jij toch helemaal geen tijd voor?'
of, en vooral die:
'Ik snap niet hoe je het allemaal doet.'

Als ik ad rem was als Vinexvrouwtje zou ik antwoorden: een dag telt maar liefst 24 uur waarvan er veel vrijvallen als je stopt met televisie kijken.

Maar ik zeg iets als: 'Tsja.' of 'Hmmm.' of 'Valt wel mee.'
Ik zou helemaal niet anders kunnen. Ik heb namelijk een genetische aandoening en dat is dat ik teveel wil: dingen meemaken, doen, leven. Mijn handen zijn nooit leeg. Mijn hoofd ook niet.
In een verloren Elsevier las ik een interview. Geen idee meer hoe de druk bezette heer heette maar hij zei iets als: het is een vloek en een zegen om niet stil te kunnen zitten. En ik viel bijna van mijn pilatesbal uit pure herkenning.

Het bevalt goed hoor, alle sores, al het geren. Alleen dat lege hoofd dat lijkt me zo lekker. Voor het schrijven. Want eigenlijk moet dan alles stil zijn, alles kaal, alles leeg. Alleen ik en het papier. Niet eens om te typen, maar om te denken. Om scenes te schetsen en nieuwe invallen te ontdekken.

Volgende week word ik veertig. Dan moet er iets gebeuren, iets gedenkwaardigs, iets levensbepalends. De midlifecrisis is tenslotte niet voor niets uitgevonden.

En dus heb ik iets uit mijn takenlijst geschrapt: mijn baan (de kaalgevreten moestuin was een goede runner up). Ik wil zo zielsgraag #boek2 afschrijven dat ik wel moet kiezen. Ik hang mijn imago van uitslover en multitaskploetermoeder aan de wilgen. Misschien ga ik zelfs soms een uurtje televisie kijken. Gewoon onder werktijd.

voeten