Posts tonen met het label inspiratie. Alle posts tonen
Posts tonen met het label inspiratie. Alle posts tonen
Uit het boek 'Berlijn 1936' van Oliver Hilmes:

'Als Jesse Owens de koning van de atletiek is, dan is Hendrika Wilhelmina 'Rie' Mastenbroek de koningin der zwemsters.'

Ja, dacht ik, Jesse Owens ken ik. Over hem zijn boeken geschreven en films en documentaires gemaakt. Een mythisch figuur bijna, die Jesse Owens op Hitlers propaganda-spelen. Maar Rie? Iemand die haar kent?

Ik niet. Maar ik was wel nieuwsgierig naar deze zwemster. Dus ik zocht het uit:

Rie was een zeventienjarig meisje uit Rotterdam. Ze won op de Olympische Spelen in Berlijn drie gouden en een zilveren medaille. Vier medailles. Vier!

Maar ik vond nergens een boek, film of documentaire over deze kampioen.
Dus daarom schreef ik een stukje over Rie.


Rie werd op 26 februari 1919 geboren in Rotterdam. Haar ouders waren ongehuwd. Ze groeide op bij haar moeder, en haar vader kwam regelmatig even langs.

Rie leerde op jonge leeftijd zwemmen. Als elfjarige ging ze op advies - 'je hebt volop talent!' - van twee trainsters van de Onderlinge Dames Zwemclub wedstrijdzwemmen. Een van de trainsters was Maria Braun, ook bekend als Ma Braun, bondstrainer van de Koninklijke Nederlandse Zwembond. Zij legde Rie een streng regime op - paardenbiefstuk en bruine bonen of witte bonen met spek, keihard trainen en geen enkele vorm van vrolijkheid of vermaak - en dat had effect.

Op het EK in Maagdenburg in 1934 won Rie - vijftien jaar oud - drie gouden medailles. Twee jaar later mocht ze mee naar Berlijn.

Het werd een groot succes: drie keer goud, een keer zilver.

Over de estafette uit 'Berlijn 1936':
Mastenbroek zwemt als laatste van het Nederlandse team en blijft haar Duitse concurrente Gisela Arendt voor. Slechts enkele meters voor de finale lijkt het noodlot toe te slaan, aangezien Rie water inslikt. Eigenlijk moet ze de wedstrijd staken, maar het haar laatste krachten zwemt ze door en tikt ze aan voor Arendt: goud voor Nederland. 'Dat is fysiek', schrijven de commentaren enthousiast, 'dat is de hardheid die wij bewonderen.'

Rie, de eerste Nederlandse vrouw die vier medailles won op de Olympische Spelen, werd gekroond tot 'die Kaisirin von Berlin'.



Rie kreeg een huldiging, vanwege haar uitzonderlijke prestatie, in een verduisterd Olympisch Stadion met 100.000 toeschouwers. Het enige licht kwam van een paar schijnwerpers, die op Rie waren gericht. 'Het was voor de Nederlanders, die nog aanwezig waren in deze ontzagwekkende volte en de wonderlijke sfeer beleefden, een ontroerend ogenblik, toen het Wilhelmus werd ingezet.' 

Zelf zei Rie: 'Het was gigantisch.'

Ma Braun wenste na de Olympische Spelen meer zeggenschap over haar pupil, en probeerde via een gerechtelijke procedure de ongehuwde moeder van Rie uit de ouderlijke macht te zetten. Dat mislukte en de hele toestand leidde tot een vertrouwensbreuk.
In 1937 nam Rie een baan aan als zweminstructrice. De Zwembond vond dat reden om Rie haar amateurstatus af te nemen en haar daarmee uit te sluiten voor internationale wedstrijden.

Dat betekende het einde van haar sportcarrière.

Rie trouwde en kreeg twee kinderen, ging scheiden en werd tolk en boekhoudster.

Ook al stond ze niet graag in de belangstelling, toch stak het Rie dat er in Nederland zo weinig waardering was voor haar sportprestaties. Vanuit het buitenland kreeg ze die erkenning wel. Rie werd in 1968 lid van de International Swimming Hall of Fame in Fort Lauderdale en ontving in 1997 de Olympic Order, de hoogste onderscheiding van het Internationaal Olympisch Comité.

Rie overleed in 2003 in Rotterdam.

Postuum wordt ze toch nog in het zonnetje gezet, een beetje.
De Volkskrant schreef zeven jaar geleden een mooi artikel over de zwemster. In 'Berlijn 1936' wordt aan Rie een hele pagina gewijd, en ook Els Kloek roemt haar in '1001 vrouwen uit de Nederlandse geschiedenis.'
En dan dit blogje.

Maar eigenlijk verdient ze een boek. Want er is nog zoveel meer te vertellen over Rie.



Literatuur: NOC/NSF Sporterfgoed en sportgeschiedenis.nl
Beeld: AD/ ANP en Huygens ING
Research. Het is leuk, leerzaam en inspirerend, en kan - zo weet ik nu - ook best lekker zijn.

Voor #boek4 wilde ik naar Duitsland, naar het gebied ten oosten van Osnabrück, Amt Wittlage. Want daar, tussen een gebergte en een rivier, in een golvend groene lappendeken, werd bijna 200 jaar geleden een zekere Heinrich geboren. En Heinrich is de man waarmee #boek4 begint.

Ik trok twee dagen uit voor mijn tocht en ging op zoek naar een geschikte overnachtingsplaats. Die vond ik in het dorp Werther.

Oh, denk je nu: van die snoepjes! Maar dat komt omdat je het plaatje bij dit blog al hebt gezien.

Werther's original

Ik dacht namelijk helemaal niet aan roomboterbabbellaars toen ik mijn kamer reserveerde in Werther. Ik dacht alleen maar aan Heinrich.

Twee uur voor vertrek verzamelde ik mijn aantekeningen, pakte mijn tas in en googelde nog even op Werther. En toen ontdekte ik het verhaal van suikerbakker Gustav Nebel.

In Werther wordt in 1903 een Zuckerwarenfabrik opgericht door August Storck. Zes jaar na de oprichting vindt Gustav Nebel, een van de eerste werknemers van de fabriek, een gekarameliseerde bonbon uit. Het snoepje bevat gestolde boter, witte kristalsuiker, fijne kandij, verse room, een beetje zout en - volgens de overlevering maakt dat de babbelaar zo speciaal - tijd, liefde en zorg. 
De snoepjes krijgen een goudgele wikkel en de naam Bonbons aus Werther of Die Werther’schen Bonbons. Later wordt dat Werther's Echte en uiteindelijk Werther's Original.
Nu, 208 jaar na de snoepuitvinding van Gustav, worden de bonbons nog steeds geproduceerd door Storck. De fabriek in Werther is uitgegroeid tot een grote koek- en snoepmultinational.

Ik noteerde met een uitroepteken (van toeval!) de overeenkomst die suikerbakker Gustav en mijn Heinrich leken te hebben, sloot mijn laptop af, stopte mijn spullen in de auto en reed doelgericht naar de supermarkt. Daar kocht ik een familiezak Werther's Original.

De rit naar Duitsland zou drie uur duren, maar was binnen een zak Werther's Original voorbij.

Een beetje misselijk, maar in een euforische, verlichte toestand passeerde ik de dorpsgrens. Want - en dat is nou het rare aan dat hele researchgedoe - als je dan eindelijk dat, waarover je alleen op internet, in boeken of op snoepzakken iets hebt gelezen, in het ECHT ziet, en kunt aanraken of proeven of wat dan ook, dan is dat leuk, leerzaam en inspirerend, maar bovenal bijzonder surrealistisch.

Werther bestáát. Een klein dorp met een wereldberoemd snoepje. En ik ben er geweest.

Werther Kreis Gutersloh


(en de volgende keer meer over Heinrich)
Waar komt het woord fiets vandaan?

Nederlandse etymologen (taalkundigen die de herkomst van woorden onderzoeken) zijn zo geobsedeerd geweest door deze vraag, dat er meer dan zeventig publicaties over geschreven zijn. In totaal bestaan er zeker twintig verschillende theorieën over de herkomst van het woord fiets.

& ik vond dat zo grappig en intrigerend, dat ik er een blogje over schreef.

Poster van Velocipede Viets


Halverwege de negentiende eeuw deed het nieuwe voertuig met twee wielen haar intrede in Nederland. Nederlandse en Vlaamse letterkundigen ergerden zich aan dat moeilijke Franse woord vélocipède: een samenstelling uit het Latijnse velox, velocis 'rap, snel' en pes, pedis 'voet'. Het was al snel duidelijk: vélocipède moest vervangen worden. Maar door wat?

Het Vlaams dagblad De Stad Gent nam bij het zoeken naar alternatieven het voortouw. Op 25 augustus 1869 plaatste die krant een lijstje met namen die waren ingezonden door lezers. Tussen de eenendertig benamingen zaten serieuze voorstellen:

snellooper of wieltrapper,

maar ook grappige als

draaiende aardezoeker, tweewielige buikpelder, mekanieke lanterfanter, nieuwbakke luiaard en wielzot. 

Op 31 augustus 1869 werd het krantenartikel overgenomen in het Leidsch Dagblad. De hoofdredacteur van het Woordenboek der Nederlandsche Taal stelde daarop het volgende voor:

wieler. 

Een week later, op het Taal- en letterkundig congres in Leuven, werden er achtenveertig alternatieven op tafel gelegd.

loopwieler bijvoorbeeld, en trapwieler 

en snelwieler, snelspin, spin, hazewind, snelvoeter, tredensneller, snellewiel of zelfkar.

De aanwezige professoren kwamen niet tot een besluit. Een Vlaamse onderwijzer en letterkundige stelde toen het volgende voor:

Niet eene geleerde vergadering, een Congres, moet eene vertaling van het bedoelde woord geven; men moet die zorg aan het volk overlaten, dat gewoonlijk in het geven van benamingen niet achterlijk is.

En zo geschiedde: het volk verzon een woord voor het nieuwe vervoersmiddel.

Maar hoe?

In een Utrechtse krant stelde een 'eenvoudig Utrechtsch ingezetene' voor om vélocipède te vervangen door rijwiel, afgeleid van het volledig ingeburgerde rijtuig. Een mooie eerste stap. Rijwiel werd de officiële benaming voor dat nieuwe voertuig.

Maar hoe kwamen we dan aan het woord fiets?

Nou, dat is nog best ingewikkeld.

De eerste verklaring is dat het een verbastering van het wat lange en lastig uit te spreken vélocipède zou zijn. Het originele Franse woord werd bijvoorbeeld in Twente verbasterd tot

fielsepee, en in andere regio’s tot verdraaiingen als vieloziepee, viezepee, vielesepee, filesepee en fiesselepee. Deze zogenaamde tussenvormen werden tot viels verkort. Maar omdat het werkwoord vielsen niet behoorlijk werd gevonden, werd viels viets.

Van de v maakte men een f, omdat de zachte v te weinig snelheid en kracht uitstraalde, en omdat het woord er gewoonweg niet uitzag met een v.
Deze vrij logische verklaring wordt bekritiseerd vanwege het kip-ei-verhaal: kwam fiets van vélocipède of verbasterde men vélocipède pas naar fiets, toen het woord fiets al bestond?

Niemand weet het.

En er zijn andere verklaringen. Bijvoorbeeld die van meneer Viets, die in Wageningen een fietsenwinkel had. Elie Cornelis Viets was een smid, net als zijn vader en grootvader. Hij handelde in haarden, kachels, fornuizen, veevoederkookpotten, kolenbakken en petroleumtoestellen, en vanaf 1889 ook in vélocipèdes.
Ondanks dat de beste man zelf overtuigd was dat het voertuig van zijn naam was afgeleid, is chronologisch gezien de verklaring niet realistisch. Waarschijnlijk heeft zijn rijwielhandel wel goed bijgedragen aan de verbreiding van het woord fiets in Wageningen en omgeving.

Klanknabootsing kan ook een verklaring zijn voor het ontstaan van fiets. Volgens het Gelders dialect was fiets een klanknabootsing die snelheid uitdrukte. Het zou het geluid zijn dat hoort bij de bliksem, de kogel en de slag van een zweep. Of zoals een dame uit Nijmegen in 1901 in De Kampioen verklaarde:

Fiets, dat is een woord, niet gefabriceerd, maar geworden, ontstaan in en door het volk, als een pure uiting van wat bij het zien van dat ding in de ziel omging. Men zag het, zoo licht en vlug, het vloog daarheen, zjiest! en 't was weg! En zoo, gewoonweg, zei men, bij wat men zag en hoorde: da's een fiets!

De klanknabootsingtheorie heeft vele voorstanders. Volgens sommigen verklaart het ook waarom viets na verloop van tijd met een f werd geschreven, want: de f beeldde veel beter den snellen, geruischloozen gang van het inmiddels zoo verbeterde geluchtbande rijwiel uit.

Het kan ook zijn dat de fiets genoemd is naar de Engelse rijwielfabrikant Fitz.

Of, zoals ze in Apeldoorn beweren: dat een voorganger zomaar uit het niets zijn vélocipède tot viets had gedoopt, waarna alle leerlingen van de kostschool dit hadden overgenomen.

Viets of Fiets


Een dialectische verbastering behoort ook tot de mogelijke verklaringen. Verschillende regio's weten zeker dat de oorsprong van het woord fiets uit hun omgeving komt.

Van Venloosch pêrdje (paardje) bijvoorbeeld.

Of deze: in Oerle zou de boerin Marie Renders in haar jonge jaren de bijnaam 'Mie Fiets' hebben gekregen door de manier waarop ze liep. In Oerle betekende fietsen namelijk 'met een lichte en vlugge beweging zich verplaatsen', en dat kon Marie als de beste.

Of: Fietsken komt uit Groenlo, waar het 'een laatste restje' betekent, en dat zou in relatie staan met het minimum aan tijd dat men nodig heeft om zich te verplaatsen per rijwiel.

In Drente refereert men aan het woord fiets als 'zier': Ik doe der gien fiets meer of, betekent: daar kun je niet veel mee.

In Zuid-Limburg betekent vietse of fietse hardlopen, zich snel uit de voeten maken. In Noord-Limburg bestaat fiette, met een vergelijkbare betekenis.

Verschillende dialectologen vermoeden dat de verklaring uit Limburg wel eens de juiste kan zijn. Niet alleen klinkt het aannemelijk en zijn er geen echte tegenargumenten te verzinnen, het zou ook verklaren waarom fiets eerst met een v geschreven werd, en daarna een variant kreeg met de f.

Viets en fiets werden lang beschouwd als een volkswoord, een 'vulgair jongenswoord'. Pas sinds halverwege de twintigste eeuw durft iedereen - ook de chiquere mens - het woord te zeggen zonder zich te schamen.

Fiets.

Met dank aan Fiets! De geschiedenis van een vulgair jongenswoord van Ewoud Sanders.
Er zit een engeltje op mijn schouder. Vastgeplakt met gelukslijm.

De eerste keer dat de lijm goed getest werd, was toen ik als zesjarige met mijn nieuwe oranje fiets tegen een bus reed. Ik herinner me vooral het dropje dat ik als troost van een aardige mevrouw kreeg. Een beetje dromerig, diagnosticeerde de huisarts.

De tweede keer dat mijn engel op de proef gesteld werd, was ik niet dromerig maar dom. Ik was twintig en student. Mijn vader had me op zondagavond bij station Rijssen afgezet met een rugzak vol schone kleren. Ik stak het spoor over naar het perron voor de stoptrein, de slagbomen van de oversteekplaats gingen al dicht voor de aankomende intercity, en ik - anders dan mijn snuggere medetreinreizigers die snel onder de slagboom door kropen - stapte het perron op aan de verkeerde kant van het hek. Zo snel kwam die intercity niet voorbij hoor.
Station Rijssen

De intercity kwam razendsnel voorbij. Megasupersnel. Maar dat had ik pas door toen een man mij aan mijn rugzak over het zwarte hekje heen trok en ik de intercity langs mijn schoenzolen voelde razen. Net op tijd.
Beduusd lag ik op het perron, de rugzak naast me, een scheldende man boven me. Iets met onnozel wicht, idiote trut, imbeciel. Zijn scheldkanonnade smoorde mijn dankwoord en pas later, veel later, realiseerde ik me hoe dit had kunnen aflopen als die man er niet was geweest. Een engel.

Tien jaar later werd ik op een zaterdagochtend op weg naar het zwembad in Utrecht aangereden. Auto total loss. Ik niets.
(nouja wel iets; het hele gebeuren leidde uiteindelijk tot de eerste scene van mijn debuut Dieptepunt). Dankjewel engeltje.

Dieptepunt

En dan gisteren. Ik fietste omhoog, de berg op, om bij de volgende weg links af te slaan. Op die weg reed een auto, hij stopte en de bestuurder keek - zoals dat door het CBR wordt voorgeschreven - links, rechts, links. Ik stak mijn hand uit en draaide de weg in. Waarom ging die auto nou rijden? Ik had voorrang. Hallo? Hij had me toch gezien? 

Hij had me niet gezien. Ik riep, schreeuwde, gilde. Ik remde. Ik schoof van mijn fiets. De auto kwam dichterbij en dichterbij. Ik krijste, handen om mijn hoofd, knieën opgetrokken. Een halve meter nog.
En toen stopte de auto. Twee centimeter op tijd.

Gaat het? Ja het gaat wel. 
Pijn gedaan? Nee. 
Niets kapot? Nee. 
Sorry. OK.
Mijn schuld. Maakt niet uit hoor.

Ik stapte op mijn fiets, reed zo snel als Tom Dumoulin naar huis, plofte op de bank, snikte, huilde, jankte, pakte de laatste Sinas split uit de vriezer en bedankte mijn engel.

Blijf alsjeblieft zitten waar je zit.

Engel
Zes jaar lang woonde en studeerde ik in Delft. De historische binnenstad, het recreatiegebied 't Delftse Hout en een stukje universiteit vormden het decor van de thriller Blauwdruk. Mijn herinneringen bleken een vat vol inspiratie. Alleen maar goede herinneringen trouwens; van zingen in een bandje (auh!) tot een fijn huis vol vrienden. Voor Blauwdruk keerde ik terug naar Delft om research te doen. Wat was de stad veranderd! en toch, tegelijkertijd, gewoon nog hetzelfde: de Beestenmarkt, de Doelenstraat, de Buitenwatersloot.

Dit jaar kwam Delft naar mij, in twee etappes. Eerst was daar Sam, die zijn studie materiaalkunde had ingeruild om fotograaf te worden, en die mij - ploetermoeder op vrijdagmiddag - in beeld wist vast te leggen als 'kan er nog prima mee door'.

tweet foto


Toen kwam Connie, journaliste van Delft Integraal, die me uithoorde over mijn leven na Delft, en met wie ik schrijverservaringen uitwisselde en even zoveel herinneringen aan Delft.

Deze week, zeventien jaar nadat ik Delft verliet, staat mijn interview in het blad van de universiteit. Bij een ieder die ooit iets met de TU te maken had, lig ik op de mat. Grappig en gaaf. Want ineens is daar weer contact met die oud-medestudenten en uit het oog verloren huisgenoten. Delft is weer dichtbij. Net als al die herinneringen.


Zo'n beetje eens in de twee weken word ik intens gelukkig verrast door de post. Soms van een toffe archivaris, soms van een lief familielid. De post is een puzzelstukje, elke keer weer, dat gelegd kan worden in het totale levensverhaal van mijn grootouders. Intens gelukkig, echt, ik word er zó blij van. Zo was daar al Marietjehet boek, de anekdote en het vonnis, en een prachtig fotoalbum uit 1920 met dames met poffers en kinderen in matrozenpakjes.

Fotoalbum

Afgelopen week bracht de postbode de doos, zoals mijn oom het gevaarte noemt dat hij op zolder heeft gevonden, met schoolschriftjes uit 1915 en een heleboel andere mooie schatten. Een paar moeten - echt, het moet - in de schijnwerpers.

Getuigschrift
Zoals het eervol getuigschrift van mijn grootvader voor het getrouw bijwonen van de cursus Paardenkennis in 1913/1914. (nu weet ik eindelijk waar hij die winter uithing)

Oude boeken
Rust Roest (1910) met alles - echt alles! - over bemesting, en Het Voorrecht der Kinderen (1911) over de voorbereiding op de Heilige Communie - best pittig.

Oude boeken
Schreef ik al eens over Het boek voor moeders en dochters, dit is de variant voor 'onze jonge mannen' waarin middelen tot de kuischheid zijn omschreven: 
1. STA VAST!
2. WEES MOEDIG!
3. WEES ARBEIDZAAM!
(nou daar ga ik zeker nog een blogje over schrijven)

Oude boeken
Het boek Paardenkennis had Wachtmeester Rijk zeker weten de hele dag in zijn binnenzak tijdens de Eerste Wereldoorlog. 

Oude boeken
En tot slot: de grootste schat. Een wiskundeboek uit 1872! Wow. Ik heb nog nooit zoiets ouds vast mogen houden, laat staan doorbladeren. 250 rekensommen, o.a.:
Tussen twee steden A en B, die juist 24 uur van elkander liggen, varen op een maandag 's middags om 4 uur twee stoomboten te gelijk af; de een van A naar B, de ander van B naar A. De eerste legt 6 uur in 2,75 uur af en de tweede 6 uur in 2,5 uur af. Zoo zij nu telkens in de steden A en B 12 uur stil liggen, vraagt men, wanneer zij voor het eerst te gelijk in B zullen aankomen?
Mooi toch: een som van 142 jaar oud.
(en de uitkomst staat achterin: Nooit)
Ben jij al verankerd?

Vanochtend las ik een interview met Anna Enquist in Schrijven Magazine. Op de vraag: is het gezond voor een schrijver om er een ander vak naast te hebben, zei ze: Oja zeker! Het is goed om verankerd te zijn.

Ik zat in de sprinter van 7.43, keek op en dacht: of die baan waar ik naartoe ga me nou zo verankerd weet ik nog niet, maar mijn tochtjes in de trein in de spits doen dat zeker wel. 

Op dat moment voelde ik een denkbeeldig anker onder mijn stoel in de bodem van de trein slaan. 

Al die keren dat ik op een tochtig perron stond te turen naar het verdwijnpunt van de rails aan de horizon en uit de luidspreker een vriendelijk stem klonk: *Ding dong, dames en heren, de trein naar uw werk .... (is uitgevallen/onmenselijk verlaat/heeft een nog onduidelijk mankement)* vielen eigenlijk best mee. Ik stond nooit alleen op het perron. Er waren altijd een paar medemensen die samen met me stonden kou te lijden en te balen.


Elke dag - als dat witblauwe ijzeren monster eindelijk aan komt zetten - zoeven schuifdeuren open en heet de maatschappij 'de forenzentrein' me hartelijk welkom. Warm en gemoedelijk is het. De scholier met de te dikke rugzak, de zakenman met zijn laptop op schoot, twee zussen op weg naar de huishoudbeurs, de conservatoriumstudent met de contrabas en de rest van de veestapel - want zo voelt het met z'n allen in een bomvolle coupé - met een smartphone of krant in de hand.

Ik keek vanochtend om me heen en voelde me onderdeel van de treinmaatschappij. De conducteur kwam glimlachend langs, een jongen stond op voor een oude dame, er klonk gehoest, een rinkelende telefoon en het meisje naast me zei dat ik leuke schoenen aan had.

Zo zat ik me een beetje verankerd te voelen, tot de eindbestemming om werd geroepen. Mijn anker schoot los uit de bodem van de trein en ik kwam langzaam overeind. De veestapel schuifelde uit een overvolle trein naar een overvol perron, en verder naar een overvolle roltrap. In de stationshal dijde de maatschappij uiteen, anoniem, om rond het middaguur weer samen te drommen voor de sprinter naar huis.

Doe je taakje en in de tijd die overblijft kun je schrijven, las ik op de terugweg in het interview met Anna Enquist.

Bij deze.

Amy (9) schreef afgelopen week - kinderboekenweek - dit verhaal:

Er waren eens een broertje en een zusje. Ze hadden veel lol met elkaar. Op een dag was het Halloween en toen gingen ze verkleed. Het zusje als heks en het broertje als spook. En die avond gingen ze op pad.

Ze belden bij de buurvrouw aan. Die deed open.
'Aaaaah!' Ze schrok zich een hoedje. Maar toen moest ze lachen. Ze gaf het lieve broertje en zusje een zakje met snoepjes.
Het broertje en zusje zeiden, 'dankjewel,' en zo gingen ze de hele straat door. Elke keer schrok er wel iemand en elke keer zeiden ze 'dankjewel'.

Toen ze genoeg snoep hadden gingen ze naar huis. Ze renden heel hard en toen ... boem! Het zusje struikelde over een steen. En toen nog een keer ... boem! Het broertje struikelde over het zusje.
'Wééééééé!' Huilend kwamen ze thuis.
'Onee,' zei mama, 'willen jullie een pleister?'
'Ja.' zeiden het broertje en het zusje in koor.

Toen ze hun pleisters hadden opgeplakt, gingen ze eten.
En als toetje een snoepje.

Pompoen Halloween

Altijd al willen weten waarom Pêche Melba Pêche Melba heet en Melba toast Melba toast?

Dacht ik al.

Ik ook. En ik heb het voor je uitgezocht:

Helen Porter Mitchel wordt in 1861 geboren in Melbourne. Ze is de oudste van zeven kinderen uit een succesvol aannemersgezin, en als ze zes is krijgt ze haar eerste zang-en pianoles. Helen blijkt talent te hebben.

Ze is populair in de 'society' vanwege haar pianospel en zang. Helen trouwt, krijgt een zoon, wordt door haar man verschillende keren in elkaar geslagen en vraagt na een jaar een scheiding aan.
Een paar maanden later debuteert ze als professioneel operazangeres.

Op zoek naar wereldfaam vertrekt ze naar Londen en zingt in 1886 voor het eerst in Princes' Hall. Het is geen succes. Teleurgesteld gaat Helen naar Parijs om les te krijgen van de beste zanglerares van de wereld, Mathilde Marchesi die, als ze Helen hoort zingen uitroept: 'Ik heb een ster gevonden. Eindelijk!'

Marchesi adviseert Helen een artiestennaam aan te meten. Het wordt Melba, een verbastering van haar geboorteplaats Melbourne. 

De zangdocente krijgt gelijk. Nellie Melba wordt een grote ster; eerst in Frankrijk en dan in de rest van Europa, in Amerika en natuurlijk in Australië. 

In 1893 zingt ze in Wagner's opera Lohengrin in Londen's Covent Garden. Het is een triomf. De Duke of Orleans viert de concerten met een diner in het Savoy Hotel, waar de Franse chef-kok Auguste Escoffier een nieuw dessert verzint voor de populaire zangeres: Pêche Melba.

De Pêche Melba voor Nellie wordt geserveerd in een zilveren schaal. Een ijssculptuur van een zwaan staat, gevuld met perziken, op een bed van vanille roomijs. Het geheel is gedecoreerd met dunne slierten karamel.

Wauw.

In 1897 is Nellie weer in het Savoy. Escoffier serveert haar Toast Marie -vernoemd naar de vrouw van zijn baas- en hernoemt deze per direct naar de zangeres. (Hij schijnt verliefd geweest te zijn....) Vanaf nu heet de dunne knapperige toast Melba Toast. 

Er schijnen nog twee gerechten door Auguste Escoffier naar Nellie vernoemd te zijn. Melba Sauce: een zoete puree van frambozen en rode bessen. En Melba Garniture: gevulde tomaten met kip, truffels en champignons.

Die Nellie. Vier gerechten kregen haar naam. Hoe geliefd!

In 1928 geeft Nellie haar laatste concert in Australië. Ze sterft 3 jaar later. Maar Helen Porter Mitchel leeft verder op het Australische 100-dollar biljet, in de uitdrukking 'more comebacks than Nellie Melba' en op bijna elke menukaart.

Meer over Nellie? In dit filmpje kun je haar horen en zien:

Sinds drie dagen hoor ik bij de Facebookgroep Diepzeeduiken 2015 Chickies. Een clubje dames die ooit - echt heel erg ooit - hun PADI duikdiploma haalden.

Eerste vraagstuk dat door deze 40+ Chickies getackeld moet worden: waar gaan we duiken?

Middellandse Zee, Caribean, Azië?
Criteria: een blauwe zee, talloze kleurrijke vissen, mega-schildpadden, een scheeps-of vliegtuigwrak. Alles is mogelijk. De onderwaterwereld ligt aan onze flippers.

Ik heb nog geen idee ingebracht. Ik ben bang dat als ik dat doe uit de Facebookgroep geknald wordt.

Ik las namelijk iets over een betoverende gezonken stad. Niet - de onbewezen - Atlantis, niet - de wel bewezen - Pavlopetri, niet bij Cuba, Italië, Griekenland, Turkije of ander exotisch oord, maar gewoon in Zeeland. Reimerswaal heet die stad, en ze ligt al eeuwen op de bodem van de Oosterschelde.
(Op de site van Paul de Schipper kun je lezen hoe dat zo kwam.)

Zeeland heeft de meeste verdronken nederzettingen van Europa. Minstens 117 kerkdorpen en tientallen buurtschappen en kapeldorpen zijn door het water opgeslokt. Meer weten? Wikipedia heeft er een mooi lijstje van gemaakt.

Volgens een sage heeft een meermin de ondergang van Reimerswaal voorspeld. De klokken van Reimerswaal zouden door vissers nog steeds te horen zijn in de diepte. En als je naar beneden kijkt kun je de schitterende gouden daken van de stad zien.

Je kunt duiken in de Oosterschelde. Ik heb gehoord dat je op de bodem een oester kunt pakken, opensnijden en dan - slurp - ter plekke op kunt eten. Er schijnen 250 diersoorten daar in het water te leven. Ongetwijfeld wat minder tropisch gekleurd dan op de Caribean, maar je krijgt er wel de klingelende klokken en gouden daken van het toekomstige rijksmonument Reimerswaal bij.

Ik denk alleen niet dat ik de Chickies meekrijg naar de Oosterschelde. Mijn buddy's hebben - vermoed ik zo - liever een Mojito na het duiken dan een Zeeuwse bolus.

Hmm. Ik lust allebei wel.

Even een facebookgroep aanmaken hoor. Iets van Oesterduiken 2015 Bolussen.
En dan maar afwachten of er iemand met me wil afdalen naar Atlantis in Zeeland.

De website synoniemen.net is een superhulp. Voor als ik bijvoorbeeld te vaak hetzelfde woord in een alinea gebruik of een nog beter bijvoeglijk naamwoord zoek. Ook op mijnwoordenboek.nl kijk ik regelmatig ter inspiratie.
Er zijn zoveel mooie woorden te vinden:

Een fijnproever is een lucullus of eventueel een voedie.

Een kind is een broedsel of een loot.

Een deugniet een kataas of een lorejas.

Een naald is een malie.

Een volk een crapuul.

De beste bron voor mooie woorden is wel de Nederlandse Encyclopedie, en dan vooral de recent gezochte betekenissen. Zo interessant waar anderen mensen op zoeken.

Zo leerde ik vandaag wat heparine is, en mayahana, en allodiaal. Niet dat ik die woorden durf te gebruiken hoor, want over precies een half uur ben ik de betekenis al weer vergeten, maar mooi zijn ze wel.

Luimig, plezant, amusant en jofel is het, al die prachtige woorden zomaar op je beeldscherm (of beter: leesvenster). Voordat ik het weet zit ik vol inspiratie te schrijven, dit blogje bijvoorbeeld, mijn internetdagboek.

betekenis blog


NB. Check ook de hashtag #woordliefde op twitter. Een vat vol mooie woorden!
Drie dagen lang leven volgens de Ayurvedische leer; yoga, meditatie en exotisch supervoedsel. Dat leek me wel wat, vooral vanwege die extra bijkomstigheid: een weekendje weg met vriendinnen in zonnig Zeeland.

De eerste stap: joggingbroek aan en matje in het gras. Omringd door bloemen, in lotushouding in de zon en verder stilte. Helemaal prima.

Yogamatje

Oranje bloemen

Volgens de Ayerveda zijn er drie energietypes, zogenaamde Dosha's: Vata, Pitta en Kapha. Deze Dosha's worden gevormd door vijf elementen; aarde, water, lucht, vuur en ether, en sturen alle processen aan, zowel in je lichaam als in je geest. Ze bepalen bijvoorbeeld hoe je huid eruit ziet en wat goede voeding voor je is. Elke yogales en elke daaropvolgende maaltijd was gebaseerd op een van de vijf elementen. 
Wij aten die avond pasta uit Sardinië en eetbare bloemen (element: aarde).

eetbare bloemen

De precieze verhouding van de Dosha's is voor iedereen anders, en ook welk element daarbinnen overheerst. Vata staat voor beweging, Pitta voor transformatie en Kapha voor verbindende kracht. Dat leerde ik. En ook dat eetbare bloemen vrij saai smaken en dat je van Yoga vreselijk veel dorst krijgt, vooral na de les 'vuur'.

Water met takjes

Dus dronk ik eindeloos veel water met aardbeien of muntbladeren uit de tuin, gemberthee en bietensap. En at ik - werkelijk - heeeeerlijk (en vrij bijzonder voor mijn hollandsepot-doen): mung bonen, gojibessen, hennepzaad, bijenpollen, kurkuma, cashewpasta, vijgen, dadels, chiazaadjes, avocado en rauwe chocoladetaart. 

Salade

Raw chocolate cake

Bij de vierde yogales had ik beet. Mijn rug maakte een achterwaartse kromming die mezelf verbaasde. Kon ik dat? Ja. Dit was mijn les, mijn element: lucht. Met gloeiende wangen verliet ik de les. Ik bleek een Vata-energietype. Toen ik in een hokje geplaatst kon worden, kwamen de Vata-adviezen snel:
- Zorg dat je het altijd warm hebt.
- Vermijd de kou.
- Hou regelmaat.
- Ga op tijd naar bed.
- Creëer een opgeruimde omgeving.
(ik vond de stem van de Yogadocent verdacht veel op die van mijn moeder lijken)

Yogales

Eigenlijk ging ik terug naar de basis - met mijn luchtelement en Vata-energietype - naar de drie r-en: rust, regelmaat en reinheid. Die oerhollandse stelregels vond ik wel mooi, zo tussen de eetbare bloemen en chiazaadjes. 

Uitgerust, vol goede voornemens en met talloze Ayurvedische recepten kwam ik gisteravond thuis, net voordat het avondeten op tafel kwam: vette worst, gebakken aardappels met mayo en als toetje een oranje mona-pudding. Lekker dat dat was...
Maar ik probeer het echt, ik hou vast aan Vata: ik doe de was op tijd, trek een warm vest aan, maak kikkererwtensoep voor de lunch en doe een paar extra zonnegroeten alvast ter compensatie voor vanavond, want dan eten we pizza. En daar strooi ik dan wat gojibessen en hennepzaad op. Dan komt het wel goed, denk ik, met mijn luchtige Vata.

PS: 
Meer weten over Ayurveda? Op Wikipedia wordt het uitgebreid uitgelegd.
En op Ayurvedatest kom je erachter welke Dosha bij jou domineert.

Mijn weekend werd georganiseerd door Casa di Yoga
Vanochtend liep ik even door de tuin. Ik werd daar blij van. Een Tuin-logje:

Vingerhoedskruid
Vingerhoedskruid

Allium
Allium

Pissebed
Pissebedjes - aah

Muntvlinder
Muntvlinder (?) - heel klein iig

Hortensia
Hortensia

Sla
Sla, heel veel sla 

Ik ga mijn eigen T-logje even als bladwijzer instellen. Om nog eens naar te gluren in de winter.
Ik sta op de muur. Het uitzicht is indrukwekkend; groene heuvels waar de muur kilometers lang doorheen slingert, daarboven de blauwe lucht en een felle zon. Een schoonheid met een geschiedenis. Duizenden mensen stierven tijdens de bouw van de muur. Hun lichamen zijn opgenomen door de vlakte. En hier sta ik, twintig jaar oud, te midden van vroegere wreedheid en hedendaagse trots. De wereld aan mijn voeten. Waarom moet ik nou huilen?

Chinese muur

Ik loop verder over de muur. Als ik om kijk zie ik in de verte kleine figuren lopen. Ze dragen bontgekleurde kleding; rood, paars, goud. Het contrast met de grauwe stenen is groot. Langs de muur lopen twee kamelen met me mee. Voor de zoveelste keer deze reis streep ik in mijn hoofd een geleerde stelling weg: kamelen komen niet alleen in de woestijn voor. Mijn hoofd is vol met flarden indrukken, voller dan het ooit geweest is. 

Ik moet op mijn billen het steile stuk af. Hier zijn geen trappen of rechte tegels meer. De wachttorens zijn ingestort. Ik leg mijn hand op het warme steen en kijk naar de kamelen. Hun heupen wiegen de waterbulten op hun rug zachtjes heen en weer. Achter de kamelen verschijnt een dorp. Een smalle weg leidt naar een groep kleine huizen, waarvan de daken weerkaatsen in de zon en zo een gouden aura over het dorp vormen. Ik kijk naar beneden, zucht diep en wroet met mijn bergschoenen tussen de verpulverde stenen. Een dikke traan valt op het gruis. 

Ik draai me om en laat mijn hand langs de richel glijden. De stenen - door de wind en regen zacht afgerond - geleiden me over het grijze wandelpad. Het dorp verdwijnt en de felgekleurde figuren worden groter. Op mijn lippen proef ik een mengeling van zout en zonnebrandcrème. Geluiden van toeterende bussen en schreeuwende mensen komen dichterbij. Straks zal ik weer opgenomen worden door de toeristische mensenmenigte. Ik veeg de tranen van mijn wangen en haal mijn neus op. Die vervloekte malariapillen.

China man
In heel Middelburg was er gisteravond geen andere overnachting te vinden dan bij een Bed&Breakfast in een buitenwijk. Trampoline, kippenhok, snoepjes op je bed en een oudere dame die ons hartelijk welkom heette. Helemaal blij waren we dus: man en ik en drie kinders.

Toen ik even de schuur in liep stond daar net de man des huizes een gans te villen. Ik loosde de kinders de andere kant op. Binnendoor gingen we, langs een opgezette vos en dito eekhoorn, naar boven, naar onze kamers. Halverwege de trap wierp ik een blik in de keuken: enorme messen aan een rek, een gehaktmolen en een worstensnijder. Alles blinkend steriel. Ik had een ietwat onbestemd gevoel. Later, toen de lichten uit waren, voelde ik dat er iemand keek. Ik stapte uit bed en zette de opgezette vogel met zijn oogjes van kralen op de gang.

Ik kon niet slapen. Ik moest steeds denken aan dat verhaal dat ik ooit had gelezen over die aardige hospita die niet alleen haar huisdieren opzette, maar ook haar gasten...  Angst smeulde door mijn lijf, geen enkele verstandelijke redenatie hielp. Mijn dierbaren snurkten en ik lag daar maar, te wachten op het moment dat die oude dame met het slagersmes binnen zou komen.

Eerder had ik dit soort nachtelijke freak-outs van films, van de beelden, die steeds weer voorbij kwamen, en de geluiden, de stemmen. Bijvoorbeeld:

IT's Stephen King - na het zien van een ballon of clown

Lauren Bacall in Murder on the Orient Express - in de nachttrein

Scream - als ik alleen thuis was

En de lijst is nog veel langer. Vanwege mijn nachtrust kijk ik al een tijdje geen spannende films meer.

Vannacht echter, was het de eerste keer dat ik een waanzindoordraaimoment had van een geschreven verhaal. Ik kon niet anders dan concluderen dat het verhaal van de horrorhospita ontzettend goed was opgezet. En dat ik nodig een blogje moest wijden aan mijn bizarre nachtelijke denkbeelden - want vanochtend was iedereen gewoon gezond en stond er een heerlijk ontbijt klaar - in de hoop op een van-me-af-schrijf-therapie.

Goed. Ik ga nu even zoeken waar ik dat verhaal over de horrorhospita heb gelaten. Om goed te analyseren hoe je dat nou doet, zo'n verhaal schrijven waar lezers wakker van liggen, en het vervolgens ritueel te verbranden.
KoornmarktAan de Koornmarkt in Delft staat een oud bierhandelaarspand. Het was ooit mijn studentenhuis.
Mijn huisgenoten studeerden allemaal aan de Technische Universiteit, vol van verwachtingen en dromen over prachtige bouwsels en slimme uitvindingen. Ik heb in die paar jaar in dat huis nog nooit zoveel koffie, speculaas en macaroni met smac naar binnen gewerkt, terwijl de mooiste ideeën over tafel vlogen.

We zijn elkaar een beetje uit het echte oog verloren, maar social media blijkt onze redding te zijn. Elke keer ben ik weer verrast door een statusupdate van deze keurig op tijd afgestudeerde ingenieurs.

Net ontdekte ik op Linkedin dat de werktuigbouwstudent, de jongste van ons allemaal, zijn titel aan de wilgen heeft gehangen en snowboardinstructeur geworden is.

Het stilste meisje in huis - technische bestuurskunde - werd een high socialite in de UK, die nu haar dagen doorbrengt met aan cocktails nippen, polo spelen (dat met paarden ja) en daar foto's van op Facebook zet.

De blonde productontwerper uit Colombia keerde terug naar zijn geboorteland - want die Nederlandse meisje zijn zo saai en het is hier veel te koud - en werd leraar aan een kunstacademie. Op Instagram zet hij de meest geweldige foto's voor me klaar.

De civiele ingenieur - een rasamsterdammer - werd professioneel tangodanser - wow. Op Facebook nodigt hij me steeds weer uit voor een dans. Binnenkort ga ik.

En het meisje met de langste benen ter wereld, die eigenlijk gebouwen moest ontwerpen, schrijft en dicht en vertelt over gebouwen, en combineert daarmee al haar liefdes in een.

De Lineaire Algebra en Mechanica college's zijn wat weggezakt bij mijn huisgenoten, maar ze hebben allemaal iets gevonden waar ze dolgelukkig van zijn geworden. En ik word dan weer heel blij van hun statusupdates.

Dus dat ben ik geworden: gelukkig.

En jij? Ben jij geworden waar je opleiding je op voorbereid heeft?
Stroopwaffel, schreef mijn lief.
Een schrijffoutje.
Maar ik vond het wel een mooi woord.

Stroopwaffel
als in:
zoet
warm
plakkerig
lekker
kussen

Stroopwaffel.

(Ik bewaar hem in mijn lijstje mooie woorden, net als wereldbodem.)
Sinds een week ben ik lid van het UWV. Ik heb mijn leaseauto ingeleverd, een OV-kaart aangeschaft en de iPad 'van de zaak' uit de handen van mijn kinderen gegrist en aan mijn ex-werkgever teruggegeven.
Van het UWV kreeg ik een online werkmap waarin alle rechten en plichten die bij een uitkering horen netjes staan opgesomd. Ik heb de training 'solliciteren' doorlopen, mijn cv ge-upload en mijn relevante sollicitatieactiviteiten ingevuld. Een mooi geautomatiseerd systeem hoor, mijn online werkmap.

werkmap

Mijn werkmap vraagt me niet: Wat wil je eigenlijk (met de rest van je leven)?
Dat snap ik wel. Ik verwacht ook geen toegespitste midlifecrisis-therapie vanuit het UWV. Ik hóór een baan te hebben: ik heb een goede opleiding gehad op kosten van de staat, ik ben gezond en best snugger, dus dan moet je niet zeuren maar gewoon aan de bak. (en daarbij hou ik heel erg van suffe kantoorhumor, zompige slagroomtaart en een kroket bij de lunch, en waar krijg je dat allemaal? juist)

Maar vandaag vroeg iemand het zomaar aan me: Wat wil je nou eigenlijk?
Mijn antwoord was er meteen: 'schrijven.'

Schrijven, schrijven, schrijven.
Ik wil associëren en visualiseren en beelden scheppen, ik wil woorden breien tot prachtige zinnen en ik wil een verhaal vertellen, een verhaal dat de lezer boeit.

'Maar ja,' zei ik ook, 'met schrijven verdien je geen droog brood. Dan kan de hypotheek het wel shaken en sus ik nooit mijn studieschuldgevoel naar de staat toe.'
(en in mijn achterhoofd klonk steeds dat stemmetje van Calimero: 'en dat is niet eerlijk')

Calimero

Ik wik en weeg, ik dub en dub, ik schrijf en solliciteer en solliciteer en schrijf. En dat leidt dan weer tot een spannend verhaal over een sollicitatiegesprek en hele sterke sollicitatiebrieven. Hoop ik.
Of niet.

In het kader van grenzen verleggen en uit je comfortzone treden en je moet alles een keer geprobeerd hebben liftte ik op mijn 16e door Frankrijk (hoe naïef), zong ik op mijn 20e in een rockband (hoe vals) en rende ik op mijn 29e de marathon van New York (hoe pijnlijk).

Maar zo rond mijn 30e veranderde dat. Ik werd voor-zich-tig.
Kwam het door mijn verloofde? Het moederschap? De leeftijd?

Ik weigerde te springen van het bungyplatform, ik voelde me diep ongelukkig in een metrostation rond de avonduren en als ik een presentatie moest houden oefende ik eerst 30 keer en durfde dan alleen na een triple espresso met extra suiker.

Totdat ik het schrijversmantra ontdekt:
Alles Is Research.
Alles Is Research.
Alles Is Research.

Ik denk nu bij nieuwe dingen die ik doe 'ook al loopt alles helemaal in de soep, dan heb ik nog steeds wel een goed verhaal'. En het werkt: afgelopen woensdag vertrok ik weer eens uit mijn comfortzone, dit keer naar de bergen, om kou en mist te weerstaan en van een berg af te roetsjen. Ik ben teruggekomen met rauwe schenen, een verbrandde kaaklijn, vreselijke spierpijn, een heerlijke overwinningsroes én een zak vol inspiratie voor een nieuw verhaal.

Geloof me: Alles Is Research.

ski
Met mijn voeten op de wereldbodem, schreef ik, en keek nog eens naar de zin.

Wat een raar woord eigenlijk: wereldbodem.
De wereld heeft helemaal geen bodem. Een binnenste, ja, een omtrek, ja, heuvels, zeeën, vulkanen, ja. Maar geen bodem. En al die tijd dat ik naar dat woord keek dacht ik aan pizza. Ook rond, ook een bodem.

Goed. Het duurde even en toen vatte ik mijn fout.
Wereldbol.
Dat bedoelde ik.

Met mijn voeten op de wereldbol.
Het was nog steeds een rare zin. Inhoudelijk gezien dan: wie staat er nou op een bol? Ja, een circusartiest misschien, maar die bedoelde ik helemaal niet met mijn voeten.
Eigenlijk stond wereldbodem veel mooier.

Wereldbodem
Hoe kwam dat woord in mijn hoofd?
Een toevallige contaminatie?
Een gevalletje dyslexie?
Of de basis voor een poëtisch stuk?

Ik hoop het laatste.
Wereldbodem.