Posts tonen met het label familie. Alle posts tonen
Posts tonen met het label familie. Alle posts tonen
Met de hulp van familieleden met stoffige fotoalbums op zolders, huidige boerderijbewoners en Sjaak van Loo (auteur van Boven Water, de watersnoodramp van 1953 in Oost-Zuid Beveland in woord en beeld) heb ik een voorstelling kunnen maken van de boerderijen uit Polderpioniers.

Twee boerderijen zijn op dezelfde plaats (en in een vergelijkbare stijl) herbouwd. De andere boerderijen bestaan - helaas - niet meer.

Langeweg Kruisland
Familie Lodiers, Langeweg Kruisland


Holterbergsestraat Kruisland
Familie Lodiers, Holterbergsestraat Kruisland

Olzendedijk Kruiningen
Familie Lodiers, Olzendedijk Kruiningen

Capelleweg Kruiningen
Familie Rijk, Capelleweg Kruiningen (na de watersnoodramp, voor de brand)

Schelpenbolweg Slootdorp
Familie Rijk-Lodiers, Schelpenbolweg Slootdorp (voor de inundatie)
Er was eens een land waar ouders hun kinderen een heel bijzonder sprookje vertelden. Het sprookje was verzonnen - echt grote onzin -, maar dat wisten de kinderen niet. Ze vonden het heerlijk om over te fantaseren en hun ouders vertelden het verhaal keer op keer.

De ouders hadden het sprookje ook van hun ouders gehoord toen ze klein waren, en zij weer van hun ouders. Een verteltraditie van generatie op generatie.

Het sprookje veranderde soms een beetje. Bijvoorbeeld als een kind kritische vragen stelde: dan werd er gewoon een nieuw stukje verhaal aan het sprookje toegevoegd, zodat het toch - een soort van - geloofwaardig bleef.

De kinderen die teveel kritische vragen stelden of gewoonweg te wijs geworden waren, ontdekten dan soms zomaar - van de een op de andere dag, in een fractie van een seconde, in een enkele zin - dat het sprookje een leugen was. Een heel pijnlijk moment. Met traumatische gevolgen.

Want in het land waar het sprookje van ouder op kind werd doorverteld, wist elke volwassene nog precies wanneer hij - op veelal tragische wijze - had ontdekt dat het sprookje verzonnen was. Dat zijn geloof in duigen was gevallen. Dat hij door zijn eigen ouders keihard was voorgelogen. Dat hij jarenlang van iets had gehouden dat niet bestond.

En toch, in dat land, met al die getraumatiseerde volwassenen, konden ze er maar niet mee stoppen. Zodra er een nieuwe burger geboren werd begon de ouder het sprookje aan het kind te vertellen. De herinnering aan de traumatische seconde werd overspoeld door de eer en het fijne gevoel om het sprookje nu zelf aan iemand te kunnen voorliegen. 

Fascinerend toch, Sinterklaas?

staf sinterklaas

Onderstaand verhaal maakt me HEEL ERG HYPER en ook heel erg stil.

De factor TOEVAL is groot. Absurd groot. En de droefenis ook.

Lees zelf maar:

Afgelopen zaterdag pakte ik het boek 'Boven Water. De watersnoodramp van 1953 in Oost-Zuid-Beveland in woord en beeld.' geschreven door oa. Meneer van Loo, uit de grote bak met boeken die mijn vader voor me had achtergelaten.


Boven water

Ik blies in en uit en nog eens en sloeg het boek open. Het hoofdstuk '1953' van #boek3 moest geschreven worden, het hoofdstuk over de watersnoodramp in Kruiningen. Dus hup, aan de research.

Indrukwekkende zwart-wit foto's vulden mijn hoofd.
Daar: de neef van mijn vader, zonder huis, zonder kleding, zonder iets. Daar: de boerderij waar mijn overgrootouders hun gezin stichtten: compleet onder water. Daar: het spoorwegwachtershuisje, de starterswoning van mijn grootouders en de plek waar mijn vader geboren werd, verwoest.

Het spoorwegwachtershuis 30. (Foto ANP, Utrechts Archief)

Er zat een hele dikke brok in mijn keel en die ging niet weg.

Op zondag ploeterde ik door nog veel meer boeken en online archieven. Ik las over de slechte gesteldheid van de dijken en over Het Drie Eilandenplan, dat te laat kwam. Over hoe, door een noodlottige samenloop van omstandigheden, Zuid-West Nederland midden in de nacht verrast werd door de stormvloed. Ik schreef over de verkleumde inwoners die in die koude januarinacht boven op de daken van hun huizen wachtten en wachtten, met onder hun een kolkende zee. Regen, storm, hagel en sneeuw. Huisraad dat voorbij dreef. Hulp die uitbleef. En een tweede vloed op 1 februari. Er vielen 1836 slachtoffers.


Toevallig zeg, dacht ik nog, een nieuwsbericht over de watersnoodramp, terwijl ik verder aan mijn hoofdstuk '1953' schreef. 
In Kruiningen kwamen op 31 januari en 1 februari 1953 tweeënzestig inwoners om. Vier daarvan werden nooit teruggevonden. Mijn oudoom Jan wel, zes weken na de ramp. 

Het huis van mijn oudoom Jan, via www.deramp.nl

Op dinsdag kwam het vervolgnieuws: 'De zoon van de alsnog geïdentificeerde vrouw komt uit Kruiningen en is in 1937 geboren'

Goh. Net als mijn vader: ook in Kruiningen en in 1937 geboren.

Toeval? Al die Kruiningen-en-watersnood-dingen die in vier dagen samen komen?
Het werd nog veel erger.

Op dinsdagavond ging ik op zoek naar informatie over een brand in Kruiningen rond 1970. Ik raadpleegde de krantenbank van Zeeland en Google, die me doorstuurde naar een facebookpagina: Kruiningen toen en nu

Berichtje gestuurd. En ja! Er kwam een reactie, mijn vragen werden beantwoord en er volgde een lang gesprek. Toen hij, de beheerder van de facebookpagina, iets hintte als: 'Ik heb ooit eens een studie gedaan naar de watersnoodramp in Kruiningen,' keek ik nog eens goed naar zijn naam... Meneer van Loo!... de schrijver van het boek dat al drie dagen opengeslagen op mijn bureau lag.


boven water

Het TOEVAL.

En nu, op donderdag, krijg ik het volgende - TOEVALLIGE - bericht: de zoon, wiens moeder na 62 jaar geïdentificeerd is, heeft in hetzelfde spoorwegwachtershuisje gewoond als mijn familie.

Stil van.
Het eerste stuk van #boek3 speelt zich af op 17 april 1945 en is gebaseerd op de aantekeningen van KeesBij deze een voorproefje ...


Wasserschutz

De Wieringermeer; een uitgestrekte vlakte met boerderijen op rechthoekige kavels, akkers vol goudgeel koolzaad en voorjaarsgroene weilanden tot aan de horizon. Een blauwe lucht. Hier en daar een kerktoren. De polder is precies zoals hij ooit bedacht is.

Het is april 1945. De Hongerwinter heeft veel mensen naar de boerderijen gebracht, uit Amsterdam, uit Haarlem, uit de dorpen eromheen, zelfs uit Rotterdam komen ze lopend, uitgehongerd, dodelijk vermoeid, om op de boerderijen soep en aardappelen te krijgen en een warm bed in het stro. Kinderen blijven wekenlang om aan te sterken. Jonge mannen duiken onder om aan de Arbeitseinsatz te ontkomen. Het kan in de Wieringermeerpolder. Er is genoeg eten, er is genoeg plaats. Het perfect ingerichte stuk nieuw Nederland, waar de oorlog geen vat op heeft kunnen krijgen.

Kees en Naan horen ’s nachts de kanonnen bulderen aan de overkant van het IJsselmeer, in Friesland. De Canadezen brengen de Duitsers steeds verder in het nauw. Het kan niet lang meer duren voordat ze via de Afsluitdijk ook de Wieringermeer bevrijden. Hoop zingt rond boven de vlakke polder; na de barre winter is het al weken mooi weer, de ondergedoken mannen werken mee op het land, de voorjaarszon kleurt de bleke wangen van de kinderen roze. De oorlog zal zonder rampspoed aan Kees en Naan voorbij gaan. Zo lijkt het.


Wordt vervolgd ...


Wieringermeer
Zo logisch als het hierboven staat, zo verrassend is deze ontdekking voor mij.

Ik zal mijn eenvoudig denkpatroon opbiechten: als ik een oude dame/heer zie lopen over straat, dan denk ik: 'zo'n kleur rollator heb ik niet eerder gezien,' of: 'wat een kwiek dametje/heer'. Ik denk nooit: 'Die dame/heer loopt hier nu wel met een krom ruggetje en een slakkengang maar was vijftig jaar geleden vast een ontzettend soepele danseres of succesvolle zakenman.'

Dame wandelen

Het is gewoon best lastig om in een rimpelig gelaat met witte haren de voorbije jeugd te zien.

Ik verwacht overigens ook niet als iemand de wallen onder mijn ogen en de grijze sprieten in mijn haar ziet, denkt: 'die vrouw was vast ooit helemaal de bink met haar groene Vespa Piaggio.'  

Maar goed. Nu over mijn oma.

Ik zag mijn oma zo'n drie keer per jaar. Anders dan vriendinnen die elke zondag bij hun oma op bezoek gingen - en doordeweeks ook nog hun grootmoeder zagen omdat ze bij hun in de straat woonde, bivakkeerde mijn oma op twee uur rijden van ons vandaan.
Tweede kerstdag, tweede paasdag en rond haar verjaardag in september zag ik haar.

Mijn oma droeg een bloemetjesjurk, dikke bruine kousen en beige veterschoenen met gaatjes. Ze had een vrijstaand huisje met een fikse tuin: een kippenhok, een druivenkas, een appelboom en een moestuin. Ze zei nooit zoveel, niet tegen mij in ieder geval, maar dat hoefde ook niet. Het was gewoon prima om een dagje bij haar rond te hangen.

Verder wist ik niet zo veel over mijn oma.

Tot nu.

Mijn oma was twintig in de roaring twenties. Ik vond een foto van haar uit die periode, liet verschillende kwartjes vallen en reconstrueerde haar jonge jaren.  

Vrouwen nemen in de jaren twintig – nadat er in Europa miljoenen jonge mannen zijn gesneuveld in de Eerste Wereldoorlog – meer en meer deel aan het arbeidsproces. Ze willen daarom gemakkelijke kleding dragen. 
In Noord-Brabant zijn in het begin van de jaren twintig de rokken nog lang, zeker op het platteland, maar in de stad, in Roosendaal, komt daar langzaam maar zeker verandering in. Eerst komt de roklengte nog tot de enkels, maar al snel gaat de hoogte opwaarts. Een zakachtige rok die met een band bijeen gehouden wordt is in de mode. In 1925 raakt de zoom nog net de knie, maar twee jaar later bevindt deze zich zelfs boven de knie. 
Nadat couturier Coco Chanel haar haren kort knipt in 1921, doet de hele modewereld haar na en wordt de bob-lijn de overheersende haardracht van de jaren twintig, gladgekamd en met een spuuglok op de wang. Lang haar is uit, ingewisseld door kleine hoeden die net om het hoofd passen. ’s Avonds – als het tijd is om uit te gaan – worden mooi versierde tulen haarbanden gedragen, vaak afgezet met glasparels.


Jaren twintig

De jongedame, die later mijn oma zal worden, koopt een grammofoon - zo'n platenspeler met een enorme toeter -, knipt haar haren kort, laat haar onderbenen zien en gaat uit dansen. Ze is jong, eindelijk onder het juk van haar vader vandaan, zelfstandig - want een eigen slagerij -, en zorgeloos. Ze droomt over haar toekomst, zoals elke twintiger dat doet.

Mijn oma is al 23 jaar dood, maar ik leer haar steeds beter kennen.
Daar ben ik blij om.

En ik kijk sinds kort anders naar oudere mensen. Er gaan wat verhalen verscholen achter rimpels en lichamelijke ongemakken. Dus pas maar op beste oudjes, ik zou er zomaar eens naar kunnen vragen.
Zo'n beetje eens in de twee weken word ik intens gelukkig verrast door de post. Soms van een toffe archivaris, soms van een lief familielid. De post is een puzzelstukje, elke keer weer, dat gelegd kan worden in het totale levensverhaal van mijn grootouders. Intens gelukkig, echt, ik word er zó blij van. Zo was daar al Marietjehet boek, de anekdote en het vonnis, en een prachtig fotoalbum uit 1920 met dames met poffers en kinderen in matrozenpakjes.

Fotoalbum

Afgelopen week bracht de postbode de doos, zoals mijn oom het gevaarte noemt dat hij op zolder heeft gevonden, met schoolschriftjes uit 1915 en een heleboel andere mooie schatten. Een paar moeten - echt, het moet - in de schijnwerpers.

Getuigschrift
Zoals het eervol getuigschrift van mijn grootvader voor het getrouw bijwonen van de cursus Paardenkennis in 1913/1914. (nu weet ik eindelijk waar hij die winter uithing)

Oude boeken
Rust Roest (1910) met alles - echt alles! - over bemesting, en Het Voorrecht der Kinderen (1911) over de voorbereiding op de Heilige Communie - best pittig.

Oude boeken
Schreef ik al eens over Het boek voor moeders en dochters, dit is de variant voor 'onze jonge mannen' waarin middelen tot de kuischheid zijn omschreven: 
1. STA VAST!
2. WEES MOEDIG!
3. WEES ARBEIDZAAM!
(nou daar ga ik zeker nog een blogje over schrijven)

Oude boeken
Het boek Paardenkennis had Wachtmeester Rijk zeker weten de hele dag in zijn binnenzak tijdens de Eerste Wereldoorlog. 

Oude boeken
En tot slot: de grootste schat. Een wiskundeboek uit 1872! Wow. Ik heb nog nooit zoiets ouds vast mogen houden, laat staan doorbladeren. 250 rekensommen, o.a.:
Tussen twee steden A en B, die juist 24 uur van elkander liggen, varen op een maandag 's middags om 4 uur twee stoomboten te gelijk af; de een van A naar B, de ander van B naar A. De eerste legt 6 uur in 2,75 uur af en de tweede 6 uur in 2,5 uur af. Zoo zij nu telkens in de steden A en B 12 uur stil liggen, vraagt men, wanneer zij voor het eerst te gelijk in B zullen aankomen?
Mooi toch: een som van 142 jaar oud.
(en de uitkomst staat achterin: Nooit)
'Mama, wil je me leren schaken?'
'Ja hoor.' (glunder)

Daar gaan we.

Les 1: 
'Dit is de opstelling.'
'Net als bij voetbal.'
'Elk stuk kan iets anders.'
'Net als bij voetbal.'
schaken
'Schaken is een denksport.'
'Dat is niet bij voetbal.'


Les 2 
'Je wint als je de koning van de ander pakt.'
'Cool.'
'Dat heet schaakmat. Kijk zo. Speel je gelijk dan heet het remise.'
'Net als bij Thomas de trein.'
schaken


Les 3 
'Wit begint, zwart wint.'
'Hoe weet je dat nou?'
'Zo zeggen ze dat.'
'Dan ben ik zwart.'
schaken


Les 4
'Niet klieren. Serieus kijken. Dat hoort ook bij schaken.'
 schaken
'Nee! Niet zomaar de stukken pakken! Hier jij.'
'Niet omgooien!'
schaken
'Nee! Nee! Nee!'
...
...
...
'Ik ben het paard.'
'Ik een toren.'
'Ik de koning.'
...
'Ik vind je heel erg lief.'
Hij kruipt bovenop me. De hele nacht heeft hij me al uit mijn slaap gehouden.

Het was middernacht toen hij in mijn bed kroop. Een uur later had ik geen dekens meer. Om twee uur wilde hij iets drinken. Om kwart voor drie had hij vre-se-lij-ke honger. Om half vier pikte hij mijn kussen in. Om vijf uur duwde hij zijn mond tegen mijn wang en ademde een bedwelmende damp uit.

En nu is het kwart over zes en ligt hij bovenop me.
Zijn ademhaling piept en knarst, als een oude man.
'Echt lief hoor,' zegt hij.
En dan spuugt hij de halve boterham die ik hem vannacht gegeven heb uit. Over mij heen. Met nog wat slijm en spuug en andere ondefinieerbare ellende.

We gaan samen douchen. Lekker warm. Lekker lang.
De stoom vult de badkamer.

Dan gaat het brandalarm op de gang af. Mijn fout - dom dom dom - de deur van de badkamer stond open en de stoom activeerde het brandalarm.

Ik spring onder de douche vandaan en ren de gang in. Op mijn tenen friemel ik aan het alarm. Hij komt me achterna en gaat aan mijn benen hangen. Ik til hem op. Hij plast over me heen.

Het alarm is uit. We gaan weer onder de douche staan.
Heel lang en met de deur dicht. Dan begint de dag:

Een dag van spuugbakjes, paracetamol, huisartsenpost, antibiotica, volle wasmachines, dweilen, schone lakens en weer schone lakens en nog eens schone lakens.
Een dag die ruikt naar kots.
Een dag om snel te vergeten.

Maar niet door mij. Ik ga deze dag nooit vergeten. Ik ga dit koesteren. Nou ja, niet die geur, en het gehannes en gedoe, maar wel dat we samen zijn. Gewoonweg samen.
'Ik jou ook, kleine zoon. Heel veel.'

echte liefde

Niet doorvertellen.

Mijn grootvader heeft de wet overtreden, doelbewust nog wel.

En niemand weet ervan. Tot nu. Dit is zijn verhaal.

Het derde kind van mijn opa, een meisje, wordt geboren op 14 augustus 1936. Mijn grootvader is compleet van slag. Wat een ongelukkig moment.

Ik zal zijn probleem uitleggen.

Stel je 1936 voor in een rooms-katholieke gemeenschap in Groningen. Mijn opa leidt de basisschool in het dorp. Hij is daardoor een bekend gezicht in de gemeenschap, iemand die het goede voorbeeld geeft en zijn kinderen streng in het gelid houdt.

15 augustus is Maria Tenhemelopneming, een katholieke feestdag. De dag ervoor moet er gevast worden. Op 14 augustus dus.

Mijn opa is ten einde raad: hoe moet zijn dochtertje later haar verjaardag vieren als er niets lekkers gegeten mag worden?

Hij wacht een nachtje. Hij kijkt nog eens in de wieg en zucht. Zet zijn hoed op, trekt zijn beste jas aan en gaat naar het gemeentehuis. Het is 15 augustus 1936 als hij de ambtenaar vertelt dat hij aangifte van een geboorte wil doen.

'Naam?' vraagt de ambtenaar, 'en naam van de ouders?'
Mijn grootvader antwoordt.
'Geboortedatum?'
'15 augustus.'
'Vanochtend?'
Mijn opa knikt. 'Heel vroeg vanochtend.'

En zo geschiedde. Mijn opa loog - na een afweging tussen zijn keurig voorbeeldschap en de liefde voor zijn kind - over de geboortedag van zijn dochter en onze familie kreeg daarmee een geheim.

Elk jaar op 15 augustus vier ik de verjaardag van mijn moeder. En op 14 augustus denk ik aan mijn opa - die ik nooit heb gekend: wat een held. (en wist hij veel dat we jaren later nooit meer iets deden aan die feestdag Maria Tenhemelopening ...)

Maria Tenhemelopening

Mijn betovergrootmoeder Adriana Rijk wordt op 2 september 1832 geboren in Ovezande, een dorpje in Zuid-Beveland. Ze helpt haar vader - een landbouwer - mee op de boerderij, totdat haar jongere broers en zussen oud en sterk genoeg zijn om haar taken over te nemen, en wordt dan dienstbode.
Ze is 26 als ze in Goes aan de slag gaat bij een manufacturier. Een jaar later keert ze terug naar Ovezande, zwanger van haar baas. Op 9 januari 1860 wordt mijn overgrootvader geboren: Jan Rijk, een bastaardkind. Op zijn geboorteakte staat bij vader N.N.

Wie was hij, de man die Adriana bezwangerde?

Ik wil het weten. Het is uit nieuwsgierigheid - wat was dan mijn achternaam geweest? - maar ook een vorm van gerechtigheid - welke lummel bezwangerde die arme boerendochter en stuurde haar met haar dikke buik naar het Katholieke Ovezande terug?

Nelleke Noordervliet omschrijft de status van een dienstbode in 'Altijd roomboter' als volgt:
130.000 meisjes van eenvoudige komaf verleenden hun diensten aan zo’n 7% van de huishoudens. Het was een vorm van slavernij. Een dienstmeid had veel plichten, maar nauwelijks rechten. Haar juridische status was huisgenoot en als zodanig was de meid ondergeschikt aan het gezinshoofd. Van een geschreven arbeidscontract was geen sprake. 
Dienstboden waren in hun armoe vaak maar een stap verwijderd van het bredere pad der prostitutie. Ze werden zwanger gemaakt door de heren of zonen deze huizes, maar het was bij wet verboden onderzoek te doen of laten doen naar het vaderschap met als doel de vader tot onderhoud te verplichten. Rond de vaderschapskwestie werd een juridisch steekspel opgevoerd, bedoeld om de verwekker uit de wind te houden, bedoeld om de man te vrijwaren van zijn schuld aan de prostitutie. Niet zijn geilheid was het, maar haar veilheid. 

Ik wil het weten.

Dienstbode - Isaac Israëls

De naam Knitel kom ik tegen in oude familiepaperassen, maar er staat verder niets bij. Mijn overleden tante schreef ooit de naam Stieger op, met daarachter de zin 'Is dit de vader van opa.' (maar zonder vraagteken, dus wist ze het of dacht ze het alleen maar...). 

Ik ben de archieven ingedoken: Zeeuwengezocht.nl, Zeeuwsarchief.nl, de krantenbank van ZeelandZoekakten.nl en Wiewaswie, en ontdekte een heleboel:
- Zowel meneer Knitel als meneer Stieger waren manufacturier in Goes toen Adriana zwanger raakte. Tot zover klopt het.
- Meneer Knitel was weduwnaar en 55 jaar.
- Hij had drie zonen, tussen de 19 en 24 jaar oud.
- Die zonen werden alledrie op 19 jarige leeftijd ingeloot voor 5 jaar dienstplicht.
- Meneer Stieger was 23 jaar en trouwde 4 jaar later in Delft.

Verder niets. Dus nu zit ik al de hele tijd te gissen. Was het weduwnaar Knitel, die dolgraag de plaatselijke politiek in wou en in allerlei raden en besturen zat, dus dat bastaardkind echt niet kon gebruiken? Was het een van zijn zonen, die vijf jaar lang de Nationale Militie moest gaan dienen of juist daar net klaar mee was? Of was het toch Stieger? De naam die mijn tante opschreef.

Ik wil het weten.
Mijn eigen whodunnit in de familie.
Ik moet het weten.

Het gemeentearchief in Goes kan me hopelijk helpen. Ik ga er binnenkort naar toe, lekker bladeren in stoffige bevolkingregisters. Ondertussen oefen ik alvast mijn echte naam: Maria Stieger, of Maria Knitel. 
(Hè nee, dat klinkt helemaal niet. Ik blijf gewoon Rijk hoor, waar ik ook op stuit.)
Vanaf de buitenkant is mijn huis gewoon wit. Niets bijzonders. Niet anders dan normaal. Maar binnen spreidt een oranje vlek door het huis, steeds groter en groter, totdat alles - alles - bedolven is door Nederlandse trots en hoop.

Oranje overal
Op de vensterbank

Oranje overal
Wassen wassen wassen

Oranje overal
Stilleven (bovenop de kapstok)

Oranje overal
Knutsel-eet-klets-en-tekentafel

Oranje overal
Elke avond voetballen in de tuin

Oranje overal
We hebben normaal nooooit sinaasappels

Oranje overal
Loombandjes in de badkamer

Oranje overal
Op de bank, op de vloer, op de WC.  Overal!

Oranje overal
Een knutseldingetje - vermoed ik - op de slaapkamervloer

Wat een mooie kleur eigenlijk. Om blij van te worden. Van mij mag de oranje-rommelzooi nog drie weken blijven, of langer, als het helpt.
Het is bijna 100 jaar geleden dat aartshertog Frans Ferdinand van Oostenrijk werd omgelegd. Die moord was de aanleiding voor de Grote Oorlog: World War I.

Het is een oorlog waar ik niet veel van af weet - eerlijk gezegd. Ja, wie tegen wie, en termen als 'loopgraven', 'zeppelins' en 'gifgas', net als 'miljoenen slachtoffers'. Maar de laatste tijd komt de oorlog steeds meer tot leven. Steeds dichterbij. Wat is nou 100 jaar?

Gisteren was Diederik van Vleuten met zijn show Buiten schot op tv. Hij vertelde over de tragiek van de Eerste Wereldoorlog aan de hand van een aantal personages. Een bijspijkercursus voor mij, vol van weemoed, ellende en toch ook een beetje humor.

Vandaag is het #WW1archives day. De hashtags #WWI en #WO1 worden op twitter door Nederlandse archiefinstellingen gebruikt om stil te staan bij de Eerste Wereldoorlog. Nederland was neutraal, maar werd betrokken bij de oorlog; door de opvang van 1 miljoen Belgische vluchtelingen, door een - per ongeluk - bombardement op Zierikzee en door asiel te verlenen aan de Duitse keizer en zijn troonopvolger.

Er is trouwens iets wat ik weet over de Eerste Wereldoorlog, en verder (zowat) niemand: Nederland was bijna alsnog de oorlog in geholpen - door deze man:

Wachtmeester Eerste Wereldoorlog

Wachtmeester Kees Rijk. Zie hem daar staan, 19 jaar jong, 4 jaar lang gemobiliseerd. Best een knapperd toch, maar geen beste soldaat, ben ik bang.

Kees kwam bij de artillerie. De kanonnen werden met paarden voortgetrokken en Kees wist als boerenzoon goed met de beesten om te gaan. Hij werd daarom tot Wachtmeester benoemd.
Op een dag aan de grens in Zeeuws Vlaanderen kwamen Duitse vliegtuigjes over. Ze maakten Kees nerveus. De vijand van België! Kees wilde ze neerhalen, spoorde zijn commandant aan om te mogen schieten, die weigerde, maar Kees hield het niet meer, riep 'Laat me het doen!' en schoot - een keer. 
Mis. 
Kort daarna rinkelde de veldtelefoon. Een hoge officier schold de commandant de huid vol: er was geen opdracht gegeven om te schieten. Wachtmeester Rijk mocht terug naar de paarden.
Als het aan Kees had gelegen, was Nederland de oorlog in geholpen. Dan zou ik waarschijnlijk veel meer van De Grote Oorlog af weten. Maar ik ben toch wel blij, dat mijn opa misschoot.
Gisteren sprak ik Marietje uit Breskens.

Marietje is vijf als haar moeder in 1932 overlijdt. Haar vader is landbouwer in Zeeuws-Vlaanderen, en heeft het te druk om voor haar te zorgen. Er komt een dienstbode om zich over Marietje te ontfermen en het huishouden te runnen.

Nu is Marietje zesentachtig. Als Marietje over de dienstbode begint te praten straalt ze - glimmende ogen en een schaterlach: 'ze zorgde zo fijn voor me,' zegt ze, 'we gingen samen op stap met het veer en de trein, naar Walcheren en Zuid-Beveland en weer terug. Ze zong voor me, maakte heerlijke appelmoes en als ik verdrietig was mocht ik bij haar op schoot.'

Och, en die dienstbode - dat weet ik dan weer - was zo gelukkig dat ze voor Marietje mocht zorgen. 'Het was een hele mooie tijd,' zou ze nog vaak zeggen, 'samen met Marietje'.
Die dienstbode was mijn oma. Ze stierf 23 jaar geleden, maar als ik Marietje over haar hoor praten is ze ineens weer dichtbij. Dan ruik ik de geur van haar appelmoes en hoor ik haar stem. Lekker is dat. Brok in mijn keel enzo.

Marietje en ik gaan brieven schrijven, dat hebben we elkaar beloofd, gewoon nog met een envelop en een postzegel. Want internet is haar te gortig, zei ze. Dus ik zit nu te wachten - wiebelen - totdat de regen stopt, zodat ik naar de brievenbus kan lopen en een ansichtkaart erin kan gooien, naar Breskens. Zo fijn.

zeeuwse poppen
Hij heeft Parkinson.

Zo.
Nu weet je het.
Nu hoef je niet meer te zeggen dat hij er zo slecht uitziet.
Nu hoef je niet meer te vragen of het wel goed met hem gaat.
Natuurlijk gaat het niet goed.
Hij heeft Parkinson.
Al tien jaar.

Het is die stomme rotziekte die zijn handen laat trillen, die zijn bewegingen vertraagd en die een uitdrukkingsloos masker op zijn gezicht achterlaat.

Kijk voorbij dat masker.
Kijk voorbij die ziekte.
Praat met hem.
Lach met hem.
Echt.
Het is nog steeds dezelfde man.

Mijn vader.


stilte parkinson

Een oud grapje is aan een revival bezig, hier in huis.
Schrijf iets op een post-it en plak het - zonder dat diegene het door heeft! - op iemands rug.
Lachen joh.
En dan nog eens plakken en nog eens, net zolang totdat het gele briefje op de grond neer dwarrelt. Waar het een eeuwigheid blijft liggen.

Scenes from a post-it-joke:

post it


post it

post it

post it

post it

Sommige mensen zijn aan de drugs. Ik ben aan de research. Net zo verslavend.
Want elke keer als ik een mysterie uit het verleden ontrafeld heb, komen er weer tientallen nieuwe vragen naar boven.
Ik duik archieven in en beleef intense contacten met Heemkundekringen, bidprentjes-dealers en genealogie-fanatici. En dat alles om de levenswandel van mijn (over)grootouders in kaart te brengen. In eerste instantie op verzoek van mijn vader. Maar nu de verslaving heeft toegeslagen ook voor mezelf.

Feit: bidprentjes-dealers, archiefmedewerkers en genealogie-fanatici zijn de meest vriendelijke, behulpzame burgers van Nederland. Ik zou ze allemaal kunnen voordragen voor een lintje.

Soms doe ik superontdekkingen: vorige week probeerde ik een telefoonnummer uit een adressenboekje uit 1978. De dame in kwestie - 86 jaar - woonde er nog steeds, en vertelde me in Zeeuws dialect haar dierbaarste herinnering aan mijn oma, die 80 jaar geleden voor haar had gezorgd. Rode oren had ik. Een cadeautje.

Ik ontdekte dat mijn overgrootmoeder een rasfeministe was. In 1901 verliet ze - zwanger en met drie kinderen - haar man en duwde er een echtscheiding doorheen, om een winkeltje te beginnen in fournituren.
En dat ik stoere grootouders had, die de stap durfden te nemen om vanuit Zeeland naar de nieuwe polder te verhuizen, de Wieringermeer, een ware emigratie naar kaal land.
En ik weet nu hoe ik - als achterkleinkind van een bastaardzoon - eigenlijk had moeten heten. Al hou ik het liever op Rijk.

Elke dag - als het even kan - sluip ik naar mijn schrijfhok. Daar blader ik door stoffige boeken die een antiquariaat voor me wist te traceren en lees ik over wachtmeesters, superboeren en pioniers, over mijn familie, en schrijf het op. Een ontdekkingstocht is het. Een verslaving. En ik kan pas afkicken als het verhaal af is.

Geloof me. Het is de beste drug ever.
Ik vroeg mijn moeder om een kookboek, maar kreeg HET BOEK VOOR MOEDER EN DOCHTER: volledig onderricht in alles wat eene vrouw, als huishoudster en moeder, dient te weten. Mijn moeder had het ooit van haar moeder gekregen.

het boek voor moeder en dochter

Auteur: een R.K. Priester (geen naam), publicatiedatum 1906-1923, oplage: 74.000

Ik citeer uit het hoofdstuk Kookkunst:
Konijnensoep
De konijnen goed schoonmaken en een nacht in 't water zetten. Dan aan stukjes snijden en op gewone wijze bouillon van trekken.

Uit het hoofdstuk Geestelijke opvoeding van het Kind:
In het kinderhart sluimert de drang naar het kwaad, daar liggen de kiemen tot velerlei zonden en ondeugden. Welnu, dat kwaad, als het onkruid op een vruchtbaren akker, moet uitgeroeid worden!

Over Zindelijkheid:
Wil de vrouw haren man na volbrachten arbeid thuis houden, wil zij hem afhouden van den drank, dan zorge zij dat hare woning kraakzindelijk en daardoor aantrekkelijk zij.

Uit het boek viel een kaart, geadresseerd aan mijn oma. Er stond 'Hartelijk gefeliciteerd' op met daaronder de namen van haar nichtjes. De kaart was verstuurd vlak voor haar trouwdag en toont een vrouw die - voor die tijd - eerder zinnelijk dan zindelijk oogt.

zinnelijk

Dit boek moet een grapje geweest zijn. Om mijn oma te plagen met haar aankomende burgerlijke stand. Ik heb mijn moeder of haar moeder ook nooit konijnensoep zien maken of met wantrouwen naar mijn kinderhart zien staren. Gewoon een grapje van de nichtjes.
Ik hoop het. Want zenuwachtig word ik er wel van; bij het zitten mag men niet de beenen over elkaar leggen of ze rusteloos heen en weer bewegen (ik kan helemaal niet anders). Een verstandige vrouw heeft een kist voor beenderen (iiieh!). Koop geen zaken, die gij niet noodig hebt (oh oh).

Hoogste tijd om HET BOEK door te geven.

Een geluk dat mijn dochter over twee weken jarig is.
Ik schreef een brief aan de Volkskrant - en heb hem inmiddels verstuurd.

zeikwijf

‘Zeikwijf’ staat er op de borden die de kinderen ophouden. Nou inderdaad. Met grote ergernis heb ik het artikel in de Volkskrant Magazine van 22 maart gelezen. Amper nuanceringen, alleen maar ja-knikkers op een lange klaagzang over het hebben van kinderen. Het maakte me zo boos dat ik nu een ingezonden brief zit te typen.

Kinderen maken niet gelukkig. Nee, hoezo? Kreeg je dan kinderen om gelukkig te worden?

Ja, ik heb zelf kinderen – 3, 6 en 8 jaar oud. Ja, een lege koelkast en zeurende kleuters is een lastige combinatie. Ja, een heleboel films zijn verdwenen uit de bios voordat ik een oppas geregeld heb. Ja, ik mis de wandelvakanties en het ‘lekker doen waar ik zin in heb’. Ja, ja, ja. Maar om daar over te zeiken, te zielenpieten, te zeggen dat kinderen lastig zijn? Om daar een artikel aan te besteden in een journalistiek blad?

Er zijn echt ergere dingen op de wereld. 

Dus tel je zegeningen, beste ouders, en hou alsjeblieft op met zeiken. En lieve Volkskrant, laat me nooit meer zo'n artikel lezen in die enige vrije minuut die ik mezelf op zaterdag kan toe-eigenen.
Er moet een verjaardagsfeest komen. Dat feest moet het gaafste mooiste leukste feest ooit worden. Mijn bijna 9-jarige controlfreak is al vier maanden bezig met haar verjaardag.

Haar verwachtingen zijn hemelshoog:
Chocoladetaart met zilveren balletjes
en discobowlen
en zwemmen
en pannenkoeken
en echt GEEN speurtocht van papa
en dat dan alle vriendinnen mogen blijven slapen.

Eén tegenstribbeling 'nou nou, papa maakt best leuke speurtochten' en het is drama. Dikke tranen, verwijten, deuren die worden dichtgeslagen. De kleine perfectioniste heeft stress.
Ik snap dat wel.
Ik zou het ook hebben.
Dus ik sus en sus. Ik bel met het discobowlen en het zwemmen. Ik praat de speurtocht uit het hoofd van haar vader. Ik koop alvast een pak chocoladetaart van dr Oetker. En ik probeer haar verwachtingen naar normale proporties te brengen.
Over haar verlanglijstje: 'je weet dat je niet alles wat op je lijstje staat krijgt hè?'
Over het logeren: 'dat doen we dan een andere keer.'
Over het aantal uitnodigingen: 'even kijken hoeveel er in de auto passen.'

En dan breekt alsnog complete paniek uit.
'ZE PASSEN NOOIT MET Z'N ALLEN IN DE AUTO!!'
Oef.
Uhm.
Tsja.
Ik weet het ook even niet meer.

De man van de afgewezen speurtocht weet het wel. Hij hoort het allemaal aan en mompelt: 'Komt allemaal goed.'
Dus nu liggen moeder en dochter lekker chill op de bank. Zijn speurtochten zijn stom, maar als hij zegt dat het goed komt dan is dat zo.

verlanglijstje