Posts tonen met het label manuscript. Alle posts tonen
Posts tonen met het label manuscript. Alle posts tonen
Uit #boek3:

Op 28 juni 1914 wordt in Sarajevo aartshertog Franz Ferdinand, de troonopvolger van Oostenrijk-Hongarije, vermoord. Wenen beschuldigt Servië van medeplichtigheid aan de moord en eist maatregelen. Belgrado weigert aan een ultimatum gehoor te geven en prompt verklaart Oostenrijk-Hongarije Servië de oorlog. En dan gaat het snel, als een waterval volgen de gebeurtenissen elkaar op. 

Rusland schiet de geloofsgenoten in het orthodoxe Servië te hulp en mobiliseert. Duitsland heeft, op zijn beurt, Oostenrijk rugdekking beloofd en brengt eveneens het leger in de hoogste staat van paraatheid. Dat leidt weer tot de mobilisatie van Frankrijk. 

Duitsland weet: om een oorlog op twee fronten te voorkomen, moet Frankrijk zijn verslagen voordat Rusland volledig is gemobiliseerd. De enige manier om Parijs snel te veroveren, is een omtrekkende beweging. Op 4 augustus, achtendertig dagen na het schot in Sarajevo, marcheren de eerste Duitse laarzen het neutrale België binnen en is de Eerste Wereldoorlog een feit. 

Meer dan een miljoen Belgen vluchten tussen 7 en 10 oktober 1914 naar Nederland.

(1 miljoen vluchtelingen op een bevolking van 6 miljoen Nederlanders!)

Noord-Brabant, Zeeland en Limburg worden overspoeld door vluchtelingen die in grote angst en nood huis en haard hebben moeten achterlaten. Na een paar weken keren veel van hen naar België terug, maar in november 1914 zijn er nog meer dan driehonderdduizend in ons land en uiteindelijk blijven er, na de sluiting van de grens in mei 1915, ongeveer honderdduizend Belgische vluchtelingen in Nederland over.

De grens tussen België en Nederland wordt door de Duitsers opgetuigd en is letterlijk van ijzer: een stalen gordijn waar 2000 volt op staat, bedoelt om spionageberichten en ‘oorlogsvrijwilligers’ te verhinderen het neutrale Nederland te bereiken.

Honderden mensen - vluchtelingen, gewone burgers - verliezen tijdens de oorlog het leven door het negeren van dit ijzeren gordijn.

uit: Elinea.nl

In november 1918 eindigt de oorlog en wordt de gemene elektrische grens meteen gesloopt door de omwonenden. Eindelijk. De palen en het draad worden door de boeren hergebruikt voor hun weilanden. Voor de dieren. Nooit meer mag er een ijzeren gordijn tussen mensen zijn. Nooit meer.

Meer weten over het ijzeren gordijn? Vluchtoord-Uden schreef er een uitgebreid artikel over.
Nederland capituleert op 15 mei 1940.
Maar er is één stukje Nederland dat dan nog niet door de Duitsers bezet is.

Een fragment uit #boek3: 

Vanaf de eerste oorlogsdag op 10 mei zijn Franse militairen Zeeland binnengetrokken om de Nederlandse troepen te versterken. Het zijn dan ook niet de Zeeuwen zelf, maar de Fransen die zich hebben verschanst achter het kanaal door Zuid-Beveland, om de Scheldemonding veilig te stellen en een aansluiting met het geallieerde front in België te creëren. De Fransen houden moedig stand.

Op 17 mei besluiten de Duitsers om ‘het bombardement van Rotterdam’ te herhalen. Middelburg is het doelwit. Met kanonnen en vliegtuigen wordt de historische stad volkomen in puin geschoten en Walcheren capituleert. De Fransen trekken richting Vlissingen en steken de Westerschelde over naar Zeeuws-Vlaanderen.

Middelburg 1940
Middelburg (via www.omroepzeeland.nl)

In het westen van Zeeuws-Vlaanderen hebben springcommando’s uit België enorme ravages aangericht door bruggen, wegen, kerken en andere grote gebouwen op te blazen in een poging de opmars van de Duitsers te remmen.

Maar de Duitsers komen helemaal niet. Ze gaan naar het zuidoosten, de teruggetrokken Franse en Belgische legers achterna en laten het westen van Zeeuws-Vlaanderen ongemoeid, in vrijheid, voor even.

Op 29 mei komt het Duitse leger terug. Een dag later bezetten de Duitsers het laatste stukje van Zeeland. Pas dan, op 30 mei 1940, is West Zeeuws-Vlaanderen - en daarmee heel Nederland - in Duitse handen.

West Zeeuws-Vlaanderen

Ik had het in eerste instantie ook niet zo snel gezien hoor, die gelijkenis tussen Andy Murray en mezelf.

Nee, ik bedoel niet dat tennisracket, dat nakijken van de bal - vol spanning, met open mond -, of die rossig-bruine krullen.

andy en ik

Wat Andy en ik delen is een briefje.

Andy Murray schreef een briefje aan zichzelf vlak voor de kwartfinale van de Rotterdam Open. Hij legde het op een tafeltje naast zijn stoel, om er tijdens de pauze steeds even naar te kijken.


Fascinerend. Een tennisser in de top van de wereldranglijst die zichzelf scherp houdt met een briefje.

Tennis is, zo weet ik sinds die ene wedstrijd die ik ooit speelde en met 6-0 6-0 verloor, een eenzame sport, ongeacht het aantal toeschouwers. Bij mijn wedstrijd op het achterste baantje kwam niemand kijken, als Andy speelt wel. Duizenden mensen in het stadion, en met een beetje geluk - miljoenen via de televisie, volgen elke beweging, en al die uren dat Andy tegen die bal aan staat te meppen, praat hij met niemand. Met NIEMAND!

Net als ik.

Afgelopen week was NIEMAND gerechtigd tegen me te praten. Ik had mijn eigen grand slam finale te winnen tegen mezelf, namelijk de laatste check van mijn manuscript. Ik had focus nodig en concentratie en een briefje.


Het lijstje met aandachtspunten hielp me door mijn manuscript heen, net zoals het briefje op de tennisbaan Andy steunde.

Nu is mijn manuscript af en daarmee is het briefje nutteloos geworden, maar ik bewaar het toch, als een soort talisman. Andy won Wimbledon en de US Open, en ik weet: #boek3 wordt geweldig.

Allemaal dankzij dat briefje. 
'Mama, wil je me leren schaken?'
'Ja hoor.' (glunder)

Daar gaan we.

Les 1: 
'Dit is de opstelling.'
'Net als bij voetbal.'
'Elk stuk kan iets anders.'
'Net als bij voetbal.'
schaken
'Schaken is een denksport.'
'Dat is niet bij voetbal.'


Les 2 
'Je wint als je de koning van de ander pakt.'
'Cool.'
'Dat heet schaakmat. Kijk zo. Speel je gelijk dan heet het remise.'
'Net als bij Thomas de trein.'
schaken


Les 3 
'Wit begint, zwart wint.'
'Hoe weet je dat nou?'
'Zo zeggen ze dat.'
'Dan ben ik zwart.'
schaken


Les 4
'Niet klieren. Serieus kijken. Dat hoort ook bij schaken.'
 schaken
'Nee! Niet zomaar de stukken pakken! Hier jij.'
'Niet omgooien!'
schaken
'Nee! Nee! Nee!'
...
...
...
'Ik ben het paard.'
'Ik een toren.'
'Ik de koning.'
...
Vanaf de buitenkant is mijn huis gewoon wit. Niets bijzonders. Niet anders dan normaal. Maar binnen spreidt een oranje vlek door het huis, steeds groter en groter, totdat alles - alles - bedolven is door Nederlandse trots en hoop.

Oranje overal
Op de vensterbank

Oranje overal
Wassen wassen wassen

Oranje overal
Stilleven (bovenop de kapstok)

Oranje overal
Knutsel-eet-klets-en-tekentafel

Oranje overal
Elke avond voetballen in de tuin

Oranje overal
We hebben normaal nooooit sinaasappels

Oranje overal
Loombandjes in de badkamer

Oranje overal
Op de bank, op de vloer, op de WC.  Overal!

Oranje overal
Een knutseldingetje - vermoed ik - op de slaapkamervloer

Wat een mooie kleur eigenlijk. Om blij van te worden. Van mij mag de oranje-rommelzooi nog drie weken blijven, of langer, als het helpt.
Pfff ik plof even neer. Ik heb net - zo huppakee - 40 minuten hard gelopen. En lekker! Wauw. Het gelukshormoon suist door mijn lijf. Het gezeik van ik heb geen zin, ik wil niet, ik vind er niets aan, bonk, bonk, bonk, met die zware gympen op de keien is weg uit mijn hoofd.

Vorige week rende ik nog hijgend en mopperend amper twintig minuten. Ik kreeg dat gezeik geen seconde uit mijn hoofd. Terwijl ooit (jaaaa ooit - in de tijd dat er hier nog geen kinderen rondliepen) rende ik marathons (New York 2002 en Rotterdam 2004), en vond dat prima te doen.

Ik ren nu omdat ik moet. Omdat ik me heb laten overhalen om met zes vriendinnen mee te doen aan de meidenloop in Utrecht, eind juni lekker voldaan een terrasje pakken na afloop, weet je wel.
Het kan me niets schelen als ik als laatste over de streep kom, maar ik wil niet dat ik dat huilend van de ellende doe. Dat gebeurde me ooit eens, vier maanden na een keizersnede en in een borstvoeding-bh bleek een 5 km-loopje toch iets te ambitieus.

Ik heb daarna gezworen nooit meer hard te lopen. Want behalve dat gehuil aan de finish, kreeg ik van al dat lopen een krakende knie en ingevallen wangen. (en bleek ook nog eens dat die tig verzamelde medailles helemaal niet mooi in een kerstboom hangen)

Maar goed. Ik ben dus om. Vanwege dat terrasje. Zonder Evy trainingsmaatje, zonder Runnersworld magazine, en zelfs zonder mijn i-pod met veel Queen en George Michael en als afsluiting in de Hardlopen-playlist natuurlijk Eye of the Tiger. Ja, zo voel ik me nu een beetje, als Rocky, zoals hieronder:

Vandaag was ik in het Brabants Historisch Informatie Centrum (BHIC), gevestigd in het zeventiende-eeuwse fort de Citadel in Den Bosch. Mooi, heel mooi, maar ik kwam niet voor het fort. Ik was daar omdat ik op het online archief van het BHIC onder het kopje 'Criminele voorouders' mijn oma's naam had ontdekt. Een smetje, een foutje, een overtreding, een misdaad; ik had geen idee wat mijn oma had uitgespookt.

Proces-verbalen en vonnissen zijn niet online in te kijken, en daarom toog ik naar dat fort. En daar zat ik, te midden van dertien kartonnen dozen met massa's gerechtelijke documenten, aangedragen door een kromme morsige man (zoals een archiefmeneer hoort te zijn).

Vonnis oma

Ik moest wat ingewikkelde krulletters en ouderwetse woorden doorgronden en wist het toen:
Mijn oma, 22 jaar, wordt op 6 december 1923 staande gehouden met haar rijwiel (lees: fiets) op de weg Rucphen-Zundert (het vroor en het was een pokke-end, zo heb ik later opgezocht). Ze kan niet de rijkaart 1923/1924 die bij het rijwiel hoort tonen, en daarom krijgt ze een rechtszaak aan haar rok wegens 'overtreding tegen het weggeld.'

Het weggeld?
Ja, het weggeld: In 1907 wordt door de provincie Noord Brabant besloten dat iedereen die gebruikt maakt van de provinciale wegen (en auto's waren er amper nog) met een fiets, een paard en wagen, al zit iemand op een muilezel, belasting moet betalen.
Wow.
Dat wist ik niet dus hè. En dat heb ik vandaag ontdekt.

De rechtbank veroordeelde mijn oma tot 3 gulden boete of 3 dagen hechtenis. Een vrij klein smetje, vind ik.

Wat heb jij vandaag ontdekt?

Nav dit blog vroeg het BHIC me een blog te schrijven over mijn bezoek aan het Citadel. Het verscheen op brabantbekijken.nl. 
Oudjaar 2012: bij het rondje 'noem je goede voornemens', zei ik (wat ik elk jaar zeg): 'met mijn vingers - en met gestrekte benen - mijn tenen raken'. Iemand riep: 'en je tweede boek dan, moet dat er in 2013 niet komen?'
'Natuurlijk, die komt er.'

Het was echt zo natuurlijk, zo vanzelfsprekend dat dat boek er in 2013 zou komen dat er geen noodzaak was om er een voornemen van te maken. Ik was lekker bezig; elke avond nieuwe woorden op wit papier, een plot wat perfect in elkaar schoof, personages die intrigeerden. Daarbij, de publicatie van Dieptepunt was ook appeltje-eitje geweest. Als er iemand met teveel zelfvertrouwen aan de champagne nipte, dan was ik het wel.

Oh, de verwaandheid. Hoe onderschatte ik het ambacht schrijven. Het kon niet anders dan dat ik zwaar op mijn bek zou gaan in 2013.

En zo geschiedde.

In bijna alle valkuilen ben ik blind getuimeld: te snel willen schrijven met te weinig aandacht voor details, te veel verhaallijnen door elkaar, onsympathieke personages, hakkelige dialogen.

En toen, de grote omwenteling. In de zomer - na een niet malse kritiek - hoorde ik het mezelf zeggen: maar ik geloof in dit verhaal. Weg was de lichtzinnigheid, de arrogantie, de gemakzucht. Ik landde terug op aarde, met beide voeten in de blubber. Hulptroepen trokken me op het goede pad: tegenlezers, een schrijfcoach, schrijfboeken, collegaschrijvers. Het werd herschrijven, herschrijven, herschrijven. Nu ligt versie 13 voor me; doordacht, consistent, compleet. En achter me ligt een heel leerzaam jaar.

Dus nu, als iemand me vraagt naar mijn goede voornemen voor 2014, dan zeg ik als eerste: #boek2 moet er komen.


Ze heet nog steeds Ellen, mijn hoofdpersoon. In blogje Nu de naam nog was ik er van overtuigd dat Ellen een voorlopige naam was. De echte naam - krachtig en met een beetje symboliek - zou me vanzelf een keertje te binnen schieten.
Hoe anders liep het: Ellen is bij mijn hoofdpersoon gaan horen. Ik praat over Ellen, ik praat met Ellen. Dan noem ik haar bij haar naam en zie haar voor me; met haar tengere lijf, haar donkere haren en ogen en het kuiltje in haar wang. Ik weet wat haar lievelingssport is, haar lievelingseten, haar favoriete vakantiebestemming. Ik voel hoeveel ze van haar dochter houdt, hoe ze zich zorgen maakt en hoe graag ze een man in haar leven zou willen - maar dan alleen wel de ware.
Ellen zit in mij, en ik zit in Ellen.

Voor wat betreft haar naam, die is nu zo sterk met haar verbonden, dat ik me geen andere meer kan voorstellen. Maar om zeker te zijn van mijn keuze liep ik de vijf tips die schrijvenonline geeft over naamgeving nog even na.
1. Zoek uit wat een naam betekent.
2. Kies de juiste naam voor de juiste tijd (en land/plaats).
3. Gebruik alliteratie en wissel lettergrepen af.
4. Check de naam.
5. Zeg de naam hardop.
Ellen slaagde glansrijk, want vijf keer was het checkcheckdubbelcheck.

Ellen blijft, samen met de andere namen. En dat is wel zo gezelllig en prettig, want ik ben ondertussen - zo in versie 12 - behoorlijk aan ze gehecht geraakt.
Schrijven doe ik niet alleen. Het typen doe ik in mijn uppie, maar om mijn manuscript beter maken, om het levensvatbaar te maken, heb ik hulptroepen nodig.

Zo heb ik tegenlezers die altijd de waarheid spreken. In ruil voor chocola of mijn feedback op hun manuscripten gaan ze voor me aan de slag. Zij maken opmerkingen die een 'gewone' lezer ook zou hebben. Struikelblokken komen naar boven, inconsequenties in personages en enscenering worden bloot gelegd. Tegenlezers zijn een soort verpleegsters: ze zijn vriendelijk, zorgvuldig en eerlijk.

Ik heb ook een manuscriptendokter: een schrijfcoach. Zij overziet het complete verhaal en de manco's daarin. Ze legt niet alleen de vinger op de zere plek, maar geeft me ook oefeningen en suggesties om onderdelen vanuit een ander gezichtspunt te benaderen. Mijn coach kent onderhand de personages uit #boek2 net zo goed als ik en dat is ook gezellig: beetje kletsen over fictieve mensen.

Maar zeker zo belangrijk, zijn mijn medepatienten: andere schrijvers. Afgelopen vrijdag ontmoette ik Chantal en Marije, schrijvers van andere genres, met andere schrijfprocesssen, maar met vergelijkbare ervaringen, onzekerheden en verwachtingen. Niets zo prettig dan je frustraties en geluksmomenten te delen met soortgenoten.

Zonder mijn hulptroepen red ik het niet. Ze maken mijn manuscript compleet en het schrijfproces een stuk minder eenzaam.

Nou, daar ga je dan. Hup in de envelop. Naar het postkantoor. Doei!
Met losse schouders en een licht gevoel in mijn buik fiets ik terug naar huis. 
En dan wordt het avond en treedt de leegte in.

Mijn manuscript is onderweg naar een manuscriptbeoordelaar. Ergens tussen belastingenveloppen en reclamefolders in ligt mijn dierbare werk te wachten om morgen in de juiste brievenbus te belanden. Ik zit thuis en heb een hele avond niets te doen. Ik zou de moestuin kunnen rooien of een vriendin bellen, of die grasvlek uit mijn witte broek kunnen boenen maar ik loop alleen maar rusteloos rondjes.

Ik ben slecht in afscheid nemen. Ik hou niet van dag zeggen, van gezoen, van standaard beloftes als we bellen! Alleen al herinneringen aan afscheid nemen maken me ongemakkelijk en schaamtevol.

*) Op stage in Sydney. Mijn huisgenoten zouden me naar het station brengen om me uit te zwaaien naar Schiphol. Ik loog over mijn vertrektijd en verliet het huis toen iedereen nog sliep. Het was koud en donker op Delft CS, en ook wel eenzaam. In mijn tas vond ik een cassettebandje met de favoriete muziek van mijn huisgenoten. Op het doosje stond: we weten wel dat je er stiekem vandoor bent.

*) Mijn oma. Zij 90, ik 17. De sterkste vrouw van de wereld lag met magere wangen in bed. Ze zei 'het is mooi zo'. Ik zei 'waag het niet' en rende weg, het verzorgingstehuis uit, de parkeerplaats op. Mijn tante vond me tussen twee auto's en probeerde me over te halen. Maar ik durfde niet meer naar binnen. Een dag later deed mijn oma verbaasd haar ogen open toen de dokter zei dat ze was overleden. Zij kon ook niet zo goed afscheid nemen. Een week later was het wel zover.

*) De eerste schooldag van mijn oudste. Hand in hand liepen we door de gang naar haar klas. Een nieuwe broodtrommel, een luizencape, trillende handen. We huilden allebei en ik probeerde - te midden van dertig kleuters - flink te zijn. De juf zette mijn dochter op een stoel. Ze krijste en graaide naar mij en ik trok haar handen van me af. Pas op de vierde dag verliet ik met droge ogen de school.

Maar goed, even terug, we hebben het wel over een manuscript. Een ding zonder vitale organen of wilsbeschikking. Een papieren stapel A4 met zwarte inkt, opgemaakt volgens de richtlijnen van de manuscriptbeoordelaar. Drie weken is het pak papier uit logeren. Een draaglijke periode omdat ik weet dat het terugkeert (inclusief rode markeringen). En het moet. Ik heb feedback nodig. Anders kan ik niet verder. M. Hinrich zei ooit: Afscheid is de deur naar de toekomst. 

Dus oké dan. De stage in Sydney verrijkte me en mijn kind is inmiddels dolgelukkig op school. Alleen mijn oma, dat afscheid had echt niet gehoeven.

manuscript