Posts tonen met het label & ik. Alle posts tonen
Posts tonen met het label & ik. Alle posts tonen
Het begon deze zomer. Ik kwam op het spoor van Assepoester.
Assepoester slipper
Ergens - dichtbij, want de slipper was nog stofloos en glimmend - hinkelde een dame rond, verward, misschien wel verdrietig om haar verloren muiltje. Fascinerend. Want hoe verlies je nou zomaar een slipper? Dat merk je toch meteen: één voet op een leren zooltje met zilveren bandjes en één voet op de hete keien van Kroatië.

Heel lang gebeurde er niets. Ik was de slipper eigenlijk allang vergeten. Totdat het december werd en er overal bewijzen opdoken van verloren maatjes. Stille getuigen van één warme hand en één koude. Brrr. Zielig ook.
Verloren handschoen
Vergeten handschoen
Handschoen kwijt

Verloren handschoenen bleven maar voor me opdoemen. Elke keer werd ik overvallen door de eenzaamheid ervan. Soms informeerde ik naar de verlorenvoorwerpenbak of legde ik de handschoen op een andere plek, in de hoop het blikveld van de eigenaar te bereiken. 

Maar eerlijkheidshalve: ik vergat de eenlingen ook weer.

Tot vandaag. Want vandaag kwam ik een verloren maatje tegen waar ik aan blijf denken. Zijn eigenaar loopt - of kruipt - vast snikkend rond, wanhopend wellicht, want met wie moet hij nu alles - zijn geheimpjes, de warmte van zijn bed en zijn snottebellen - delen? 

Intens verdrietig vond ik het. Dat lieve olifantje met die blauwe tuinbroek. Helemaal alleen in een ondergrondse garage.

Ik heb de knuffel opgepakt, het stof eraf geveegd en hem onder een felle TL balk neergezet. In de spotlight. En in dit blog. In de hoop zijn maatje zo snel mogelijk te vinden. 

Verloren knuffel
Er was eens een land waar ouders hun kinderen een heel bijzonder sprookje vertelden. Het sprookje was verzonnen - echt grote onzin -, maar dat wisten de kinderen niet. Ze vonden het heerlijk om over te fantaseren en hun ouders vertelden het verhaal keer op keer.

De ouders hadden het sprookje ook van hun ouders gehoord toen ze klein waren, en zij weer van hun ouders. Een verteltraditie van generatie op generatie.

Het sprookje veranderde soms een beetje. Bijvoorbeeld als een kind kritische vragen stelde: dan werd er gewoon een nieuw stukje verhaal aan het sprookje toegevoegd, zodat het toch - een soort van - geloofwaardig bleef.

De kinderen die teveel kritische vragen stelden of gewoonweg te wijs geworden waren, ontdekten dan soms zomaar - van de een op de andere dag, in een fractie van een seconde, in een enkele zin - dat het sprookje een leugen was. Een heel pijnlijk moment. Met traumatische gevolgen.

Want in het land waar het sprookje van ouder op kind werd doorverteld, wist elke volwassene nog precies wanneer hij - op veelal tragische wijze - had ontdekt dat het sprookje verzonnen was. Dat zijn geloof in duigen was gevallen. Dat hij door zijn eigen ouders keihard was voorgelogen. Dat hij jarenlang van iets had gehouden dat niet bestond.

En toch, in dat land, met al die getraumatiseerde volwassenen, konden ze er maar niet mee stoppen. Zodra er een nieuwe burger geboren werd begon de ouder het sprookje aan het kind te vertellen. De herinnering aan de traumatische seconde werd overspoeld door de eer en het fijne gevoel om het sprookje nu zelf aan iemand te kunnen voorliegen. 

Fascinerend toch, Sinterklaas?

staf sinterklaas

Er zit een engeltje op mijn schouder. Vastgeplakt met gelukslijm.

De eerste keer dat de lijm goed getest werd, was toen ik als zesjarige met mijn nieuwe oranje fiets tegen een bus reed. Ik herinner me vooral het dropje dat ik als troost van een aardige mevrouw kreeg. Een beetje dromerig, diagnosticeerde de huisarts.

De tweede keer dat mijn engel op de proef gesteld werd, was ik niet dromerig maar dom. Ik was twintig en student. Mijn vader had me op zondagavond bij station Rijssen afgezet met een rugzak vol schone kleren. Ik stak het spoor over naar het perron voor de stoptrein, de slagbomen van de oversteekplaats gingen al dicht voor de aankomende intercity, en ik - anders dan mijn snuggere medetreinreizigers die snel onder de slagboom door kropen - stapte het perron op aan de verkeerde kant van het hek. Zo snel kwam die intercity niet voorbij hoor.
Station Rijssen

De intercity kwam razendsnel voorbij. Megasupersnel. Maar dat had ik pas door toen een man mij aan mijn rugzak over het zwarte hekje heen trok en ik de intercity langs mijn schoenzolen voelde razen. Net op tijd.
Beduusd lag ik op het perron, de rugzak naast me, een scheldende man boven me. Iets met onnozel wicht, idiote trut, imbeciel. Zijn scheldkanonnade smoorde mijn dankwoord en pas later, veel later, realiseerde ik me hoe dit had kunnen aflopen als die man er niet was geweest. Een engel.

Tien jaar later werd ik op een zaterdagochtend op weg naar het zwembad in Utrecht aangereden. Auto total loss. Ik niets.
(nouja wel iets; het hele gebeuren leidde uiteindelijk tot de eerste scene van mijn debuut Dieptepunt). Dankjewel engeltje.

Dieptepunt

En dan gisteren. Ik fietste omhoog, de berg op, om bij de volgende weg links af te slaan. Op die weg reed een auto, hij stopte en de bestuurder keek - zoals dat door het CBR wordt voorgeschreven - links, rechts, links. Ik stak mijn hand uit en draaide de weg in. Waarom ging die auto nou rijden? Ik had voorrang. Hallo? Hij had me toch gezien? 

Hij had me niet gezien. Ik riep, schreeuwde, gilde. Ik remde. Ik schoof van mijn fiets. De auto kwam dichterbij en dichterbij. Ik krijste, handen om mijn hoofd, knieën opgetrokken. Een halve meter nog.
En toen stopte de auto. Twee centimeter op tijd.

Gaat het? Ja het gaat wel. 
Pijn gedaan? Nee. 
Niets kapot? Nee. 
Sorry. OK.
Mijn schuld. Maakt niet uit hoor.

Ik stapte op mijn fiets, reed zo snel als Tom Dumoulin naar huis, plofte op de bank, snikte, huilde, jankte, pakte de laatste Sinas split uit de vriezer en bedankte mijn engel.

Blijf alsjeblieft zitten waar je zit.

Engel
Over voetbal? Ja. Er zit me namelijk iets vreselijk dwars.

Ik ben opgegroeid met zondagavond-7uur-bordopschoot-stilzijn-studiosport. Ik ben zeker vijf jaar verliefd geweest op Bennie Wijnstekers en daarna vijf jaar op Wim Kieft. Ik heb mijn - uiteindelijke - grote liefde ontmoet tijdens het EK 2000. Ik heb tientallen keren geblauwbekt op een tribune van een voetbalstadion. Ik heb - in al mijn bescheidenheid - recht van spreken.

En ik durf te stellen dat voetbal de meest A-CREATIEVE sport allertijden is.

Zo.

Gisteren bijvoorbeeld: Barcelona - Bayern Munchen. Terwijl manlief en de rest van twitterland juichend de acties van de miljoenenkostende spelers beoordeelde, gaapte ik, en nog eens. SAAAAI.

Ik zag niks nieuws.

gras voetbal

Natuurlijk kan Messi goed voetballen en de rest van het veld ook. Strakke assists, sterke cirkelpressie, doordachte passes. Allemaal waar.

Maar ik verveelde me dood.

Op het voetbalveld gebeurt al decennia lang elke keer precies hetzelfde. Dat de spelregels niet veranderen (in tegenstelling tot bijvoorbeeld schaatsen of hockey) durf ik niet te veroordelen (al doe ik dat natuurlijk wel - flikker toch op met je buitenspel en die extra minuten speeltijd), maar dat de sport door een team altijd op dezelfde manier wordt uitgevoerd is buitengewoon SLAAPVERWEKKEND.

Twee voorbeelden:

Misschien maar de helft van alle doeltrappen komt terecht bij een medespeler, die de bal dan maar moeilijk meteen onder controle krijgt. Alle andere keren heeft de tegenstander de bal te pakken. Balverlies dus. Waarom dan toch altijd die doeltrap? WAAROM? Is een doordachte - jahaa hersens gebruiken - opbouw van achteren dan zo tijdrovend? Het zou zoveel meer spelvariatie geven.

De hoekschop is altijd een lange trap naar een groepje voetballers die zo'n beetje vanaf de penaltystip naar het doel rennen en - met dichte ogen! - proberen de bal in het doel te koppen. Nooit eens gewoon lekker een een-tweetje naar een medespeler en dan de bal achterlangs verleggen en de verdediging uitspelen of een afstandsschot. NOOIT!

tactiek

Altijd weer hetzelfde.

Goed. Dat zit me dus dwars.

En ik verwacht heus niet dat Koeman en Van Gaal hun tactiek wat creatiever gaan insteken na het lezen van dit blog. Dit blog gaan ze ook helemaal niet lezen. Dat weet ik allemaal wel.
Maar ik vind het wel fijn dat jij de moeite genomen hebt.

Dankjewel.
Ik voel me al een stuk beter.
De deur schuift dicht.
En ik sta buiten.
Plof.
Daar ligt de last.
Gewoon op de stoep.
Van mijn schouders af gevallen.

Niet achterom kijken nu.
Rug recht.
Kin omhoog.
Voorwaarts mars.
Naar een nieuwe baan.

Zin in.

zin
Ik had het in eerste instantie ook niet zo snel gezien hoor, die gelijkenis tussen Andy Murray en mezelf.

Nee, ik bedoel niet dat tennisracket, dat nakijken van de bal - vol spanning, met open mond -, of die rossig-bruine krullen.

andy en ik

Wat Andy en ik delen is een briefje.

Andy Murray schreef een briefje aan zichzelf vlak voor de kwartfinale van de Rotterdam Open. Hij legde het op een tafeltje naast zijn stoel, om er tijdens de pauze steeds even naar te kijken.


Fascinerend. Een tennisser in de top van de wereldranglijst die zichzelf scherp houdt met een briefje.

Tennis is, zo weet ik sinds die ene wedstrijd die ik ooit speelde en met 6-0 6-0 verloor, een eenzame sport, ongeacht het aantal toeschouwers. Bij mijn wedstrijd op het achterste baantje kwam niemand kijken, als Andy speelt wel. Duizenden mensen in het stadion, en met een beetje geluk - miljoenen via de televisie, volgen elke beweging, en al die uren dat Andy tegen die bal aan staat te meppen, praat hij met niemand. Met NIEMAND!

Net als ik.

Afgelopen week was NIEMAND gerechtigd tegen me te praten. Ik had mijn eigen grand slam finale te winnen tegen mezelf, namelijk de laatste check van mijn manuscript. Ik had focus nodig en concentratie en een briefje.


Het lijstje met aandachtspunten hielp me door mijn manuscript heen, net zoals het briefje op de tennisbaan Andy steunde.

Nu is mijn manuscript af en daarmee is het briefje nutteloos geworden, maar ik bewaar het toch, als een soort talisman. Andy won Wimbledon en de US Open, en ik weet: #boek3 wordt geweldig.

Allemaal dankzij dat briefje. 
Een oude dame sprak me aan: 'U ben toch die schrijfster?'
Ik knikte.
Ze vervolgde: 'Ik ga uw boek nooit lezen hoor, veel te eng.'

Ik snap dat wel. Ik heb ook een paar boeken die ik nooit ga lezen. Uit principe.

stapel boeken

Bovenop mijn Nooit-te-lezen-stapel liggen deze:

1. Vijftig tinten grijs. Dat vind ik nou een eng boek.

2. In de ban van de ring. Ik kan het niet: opgaan in een verhaal vol fantasyfiguren. Hongerspelen en Hobbits, nee. Harry Potter? Ja die wel, maar die bestaat toch gewoon?

3. Alle boeken van Daphne Deckers. Ze schijnt humorvolle boeken te schrijven vol zelfspot, waar ik normaal van hou, maar in haar geval... Ik wil haar boeken niet eens aanraken. Het gaat erom dat ze nooit met Richard Krajicek had mogen trouwen. Dat wilde ik.

4. Eline Vere. 125 jaar oud en een duidelijk gevalletje 'niet tijdloos'. Ik heb het geprobeerd: elke ochtend in de trein dwong ik mezelf tot een paar regels trage tekst. Nooit verder gekomen dan pagina 4. En dat lag niet aan het korte ritje.

5. Biografieën. Mijn eigen leven is al amper te behappen, om dan ook nog eens die van een ander erbij te krijgen. Poeh. Respect hoor, voor al die biografie-lezers.

En jij? Nog aanraders voor mijn stapel Nooit-te-lezen-boeken?
Vier maanden geleden schreef ik een blogje op een stuk papier. Midden in de nacht, doorspekt met emoties.

Een blogje over het leven en de dood.
Ingewikkelde materie.

Het papiertje lag lange tijd veilig opgevouwen onder een rommelbakje op mijn bureau. Tot gisteren. Toen publiceerde ik het blogje.

Vanochtend heb ik het blogje weggehaald van deze site, het papiertje opgevouwen en weer onder het rommelbakje geplaatst.

Dat is toch de beste plek.
Veilig.

Misschien, over een paar maanden, durf ik het wel.

Delete
Geen UWV Werkmap meer voor mij. Morgen is mijn eerste werkdag.

@Tussenjouenmij vroeg me of deze nieuwe baan naar mijn zin was of ingegeven door de malle molen. Dat was echt een hele goede vraag.

Malle molen

Want vrij zijn - zo heb ik het afgelopen jaar ontdekt - is helemaal niet echt vrij zijn. Niet van 'lekker lanterfanten', 'uitslapen' of 'we zien wel wat de dag brengt'. Vrij zijn - werkloos zijn - is een malle molen.

De bedoeling was, heel terecht - want ik zat op de WW-zak te teren -, dat ik snel weer een baan vond. Dus solliciteerde ik.

Dat betekende: zoeken zoeken zoeken naar passende functies, bellen, brieven schrijven, juichen bij een uitnodiging, vragen en antwoorden voorbereiden, bus/trein-verbinding uitzoeken, opvang regelen, opgewekt en scherp een gesprek voeren, wachten aan de telefoon, jubelen bij het doorgaan naar de tweede ronde of balen bij een afwijzing, aanvullende workshops en/of presentaties doen en assessments en persoonlijke analyses doorstaan. Vervolgens weer wachten bij de telefoon. En twijfel: is dit nu echt wat ik wil?

Nee toch, ik wilde schrijven toch.
Ja.
Dus dat deed ik. Heel veel. Tussen het solliciteren door.
En ondertussen deed ik ook nog een heleboel dingen waar ik normaal niet aan toe kwam: Ik zette de badkamer, een bed, een stoel en een bureau strak in de verf. Ik leefde gezonder dan ooit: elke ochtend 5 zonnegroeten, water met citroen bij het ontbijt, en volgde een injectietherapie tegen allergieën. Ik kon zomaar op donderdagochtend op kraamvisite, midden op de dag naar de bieb of tennissen en de bus van het schoolreisje uitzwaaien én binnenhalen.

Mooie molen

En - wat ik zo graag wilde: ik schreef Blauwdruk af en begon aan #boek3.

Een mal en mooi jaar.
& toch werd ik af en toe overvallen door, tsja, hoe zal ik het zeggen, iets van .... eenzaamheid? Of rusteloosheid? Ik weet het niet. Er knaagde iets - en niet alleen vanwege die sollicitatieverplichting, die malle molen.

Ineens hoorde ik het mezelf zeggen: 'Ik wil bij een clubje horen.'
(ja, ik vond het zelf ook een beetje gek klinken, maar ik meende het echt)

En zo geschiedde. Er was een clubje waar ik bij wilde en gelukkig, dat clubje wilde ook mij. Contract getekend - UWV uitgezwaaid, tennis naar het weekend verschoven, nog een laatste klodder verf op de muren, schrijfuren blokken in de avonduren - en gaan.

Het is alsof ik nu, de laatste dag vóór mijn eerste werkdag, in de rij voor de zweefmolen sta - met al een beetje licht gevoel in mijn buik en een giechel in mijn keel. Morgen stap ik in. Dan hoop ik niet alleen bij een leuk clubje te horen, maar ook inspiratie op te doen, zo in dit nieuwe levensgebeuren. Voor dit blog, voor #boek3, #boek4, #boekx. Want ik blijf schrijven, gewoon in de avonduren zoals eerder. Van zweefmolens krijg ik namelijk ontzettend veel energie.

Malle molen

Ik heb er zin in.