Posts tonen met het label stress. Alle posts tonen
Posts tonen met het label stress. Alle posts tonen
Het was wat dub-en-denkwerk maar de beslissing is gemaakt: #boek2 komt er.

Het manuscript Blauwdruk ligt al een jaar op de plank.
Nu moet het van die plank af en een echt boek worden. Zo een waar je in kunt bladeren.

Dat is best een ding zo'n boek maken. BraveNewBooks helpt me een stukje op weg, maar verder moet ik het zelf doen. Een ware carrière-move, want naast auteur ben ik nu ook redacteur, vormgever en uitgever.

Waar ik mee bezig ben?

- Lettertype, lettergrootte en interlinie bepalen. Een meetlat en talloze voorbeeldboeken liggen hier op de vloer. Het betekent instellen, van WORD naar PDF omzetten, printen en vergelijken.

Opmaak boek

- Tekstuele oneffenheden glad strijken. Ook al is het manuscript al door tien mensen gelezen en gecheckt, dan nog staat er 'schikken' ipv 'schrikken'. Vreselijk frustrerend. Ik moet nog een keer een redactiecheck (laten) doen.

- Afbreekstreepjes. De tekst op een pagina wordt 'uitgevuld'. Als er daardoor te veel witruimte in een regel ontstaat moet er bij het eerste woord op de volgende regel een afbreekstreepje komen. Dat lijkt heel eenvoudig. En dat zou het ook zijn, als WORD en PDF daar onderling wat afspraken over hadden gemaakt zodat het niet keer op keer verspringt. GRMBL.
auteursfoto
- De omslag. Beeld en uitstraling heb ik. Het wordt een supergave voorkant. Maar dan die achterkant, een hoofd-breken: de achterflaptekst, en nog veel erger: DE auteursfoto.

Het is wat hoor, dat zelf uitgeven. Vooral heel tof om te doen. Om eigen baas te zijn. Om alles zelf te mogen bepalen. Om heel veel te leren. Om straks heel blij te zijn als het eerste proefexemplaar door de postbode wordt bezorgd. Misschien volgende week al.

En dan ga ik mijn carrière verder uitbreiden met de functie van marketeer en verkoper. De volgende belangrijke move. En daarna - ooit, echt ooit - een keertje op tijd naar bed en uitslapen.
Ik moet nog stof zuigen
soep maken was vouwen mail lezen brood kopen en luieren luieren luieren op 't gras. Ik begin onderaan.


Op het gras
In heel Middelburg was er gisteravond geen andere overnachting te vinden dan bij een Bed&Breakfast in een buitenwijk. Trampoline, kippenhok, snoepjes op je bed en een oudere dame die ons hartelijk welkom heette. Helemaal blij waren we dus: man en ik en drie kinders.

Toen ik even de schuur in liep stond daar net de man des huizes een gans te villen. Ik loosde de kinders de andere kant op. Binnendoor gingen we, langs een opgezette vos en dito eekhoorn, naar boven, naar onze kamers. Halverwege de trap wierp ik een blik in de keuken: enorme messen aan een rek, een gehaktmolen en een worstensnijder. Alles blinkend steriel. Ik had een ietwat onbestemd gevoel. Later, toen de lichten uit waren, voelde ik dat er iemand keek. Ik stapte uit bed en zette de opgezette vogel met zijn oogjes van kralen op de gang.

Ik kon niet slapen. Ik moest steeds denken aan dat verhaal dat ik ooit had gelezen over die aardige hospita die niet alleen haar huisdieren opzette, maar ook haar gasten...  Angst smeulde door mijn lijf, geen enkele verstandelijke redenatie hielp. Mijn dierbaren snurkten en ik lag daar maar, te wachten op het moment dat die oude dame met het slagersmes binnen zou komen.

Eerder had ik dit soort nachtelijke freak-outs van films, van de beelden, die steeds weer voorbij kwamen, en de geluiden, de stemmen. Bijvoorbeeld:

IT's Stephen King - na het zien van een ballon of clown

Lauren Bacall in Murder on the Orient Express - in de nachttrein

Scream - als ik alleen thuis was

En de lijst is nog veel langer. Vanwege mijn nachtrust kijk ik al een tijdje geen spannende films meer.

Vannacht echter, was het de eerste keer dat ik een waanzindoordraaimoment had van een geschreven verhaal. Ik kon niet anders dan concluderen dat het verhaal van de horrorhospita ontzettend goed was opgezet. En dat ik nodig een blogje moest wijden aan mijn bizarre nachtelijke denkbeelden - want vanochtend was iedereen gewoon gezond en stond er een heerlijk ontbijt klaar - in de hoop op een van-me-af-schrijf-therapie.

Goed. Ik ga nu even zoeken waar ik dat verhaal over de horrorhospita heb gelaten. Om goed te analyseren hoe je dat nou doet, zo'n verhaal schrijven waar lezers wakker van liggen, en het vervolgens ritueel te verbranden.
Ik vroeg mijn moeder om een kookboek, maar kreeg HET BOEK VOOR MOEDER EN DOCHTER: volledig onderricht in alles wat eene vrouw, als huishoudster en moeder, dient te weten. Mijn moeder had het ooit van haar moeder gekregen.

het boek voor moeder en dochter

Auteur: een R.K. Priester (geen naam), publicatiedatum 1906-1923, oplage: 74.000

Ik citeer uit het hoofdstuk Kookkunst:
Konijnensoep
De konijnen goed schoonmaken en een nacht in 't water zetten. Dan aan stukjes snijden en op gewone wijze bouillon van trekken.

Uit het hoofdstuk Geestelijke opvoeding van het Kind:
In het kinderhart sluimert de drang naar het kwaad, daar liggen de kiemen tot velerlei zonden en ondeugden. Welnu, dat kwaad, als het onkruid op een vruchtbaren akker, moet uitgeroeid worden!

Over Zindelijkheid:
Wil de vrouw haren man na volbrachten arbeid thuis houden, wil zij hem afhouden van den drank, dan zorge zij dat hare woning kraakzindelijk en daardoor aantrekkelijk zij.

Uit het boek viel een kaart, geadresseerd aan mijn oma. Er stond 'Hartelijk gefeliciteerd' op met daaronder de namen van haar nichtjes. De kaart was verstuurd vlak voor haar trouwdag en toont een vrouw die - voor die tijd - eerder zinnelijk dan zindelijk oogt.

zinnelijk

Dit boek moet een grapje geweest zijn. Om mijn oma te plagen met haar aankomende burgerlijke stand. Ik heb mijn moeder of haar moeder ook nooit konijnensoep zien maken of met wantrouwen naar mijn kinderhart zien staren. Gewoon een grapje van de nichtjes.
Ik hoop het. Want zenuwachtig word ik er wel van; bij het zitten mag men niet de beenen over elkaar leggen of ze rusteloos heen en weer bewegen (ik kan helemaal niet anders). Een verstandige vrouw heeft een kist voor beenderen (iiieh!). Koop geen zaken, die gij niet noodig hebt (oh oh).

Hoogste tijd om HET BOEK door te geven.

Een geluk dat mijn dochter over twee weken jarig is.
Er moet een verjaardagsfeest komen. Dat feest moet het gaafste mooiste leukste feest ooit worden. Mijn bijna 9-jarige controlfreak is al vier maanden bezig met haar verjaardag.

Haar verwachtingen zijn hemelshoog:
Chocoladetaart met zilveren balletjes
en discobowlen
en zwemmen
en pannenkoeken
en echt GEEN speurtocht van papa
en dat dan alle vriendinnen mogen blijven slapen.

Eén tegenstribbeling 'nou nou, papa maakt best leuke speurtochten' en het is drama. Dikke tranen, verwijten, deuren die worden dichtgeslagen. De kleine perfectioniste heeft stress.
Ik snap dat wel.
Ik zou het ook hebben.
Dus ik sus en sus. Ik bel met het discobowlen en het zwemmen. Ik praat de speurtocht uit het hoofd van haar vader. Ik koop alvast een pak chocoladetaart van dr Oetker. En ik probeer haar verwachtingen naar normale proporties te brengen.
Over haar verlanglijstje: 'je weet dat je niet alles wat op je lijstje staat krijgt hè?'
Over het logeren: 'dat doen we dan een andere keer.'
Over het aantal uitnodigingen: 'even kijken hoeveel er in de auto passen.'

En dan breekt alsnog complete paniek uit.
'ZE PASSEN NOOIT MET Z'N ALLEN IN DE AUTO!!'
Oef.
Uhm.
Tsja.
Ik weet het ook even niet meer.

De man van de afgewezen speurtocht weet het wel. Hij hoort het allemaal aan en mompelt: 'Komt allemaal goed.'
Dus nu liggen moeder en dochter lekker chill op de bank. Zijn speurtochten zijn stom, maar als hij zegt dat het goed komt dan is dat zo.

verlanglijstje
'Mama! Er staan drie brandweerwagens voor onze deur!'
Ik rende naar de woonkamer en stelde me naast mijn kinderen op voor het raam. Vrijdagmiddag, even voor zes uur, vier neuzen vastgeplakt aan het glas: drie brandweerwagens, acht brandweermannen en talloze slangen die over de weg en de stoep kronkelden.

De brandweermannen liepen naar het huis van de overburen. Door de schemer en de felle brandweerlampen konden we het tafereel niet volgen. Wat gebeurde er?
Daar, daar kwamen ze uit hun huis, onze overburen, een jong gezin met een dochter van vier en een hond als Lassie. Ik rende naar buiten, bood onderdak aan, koffie, een maaltijd.
'Nee hoor, alles prima, gewoon een schoorsteenbrand.' Mijn overbuurvrouw lachte ontspannen.

Met mijn kinderen volgde ik het spektakel vanuit onze woonkamer. De brandweerladder zoefde omhoog en mijn kinderen juichten. Het overbuurmeisje zwaaide vrolijk naar ons.
Ineens zag ik het terug.

Zeven jaar oud was ik, in een nachtpon en op blote voeten. De heldere sterrenhemel werd door rookwolken overstemd. Voor me brandde onze caravan. De witte caravan met oranje gordijntjes, waar we de week erop mee op vakantie zouden gaan. Er was een brandweerwagen, brandweermannen en vlammen, oranje en blauw, knetterend, grillig, die de caravan leken te omarmen. Mijn jongste broer huilde. Ik niet. Ik lachte een beetje stoer. Mijn arm deed nog pijn van het getrek van mijn oudste broer.

'Uit bed!' Mijn broer sloeg de deken van me af en trok aan mijn arm.
'Ga weg.'
'Er is brand!'
Mijn broer trok me uit bed. Hij sleurde me mee de trap af, naar de garage, en toen we buiten stonden zag ik de vlammen. Ik rook de stank. We renden over het pad, langs de bomen die al vlam hadden gevat, naar het grasveld, waar we mijn andere broer en mijn ouders omhelsden.

Een pyromaan, zei de politie.
Wat een mazzel, zei de brandweer, dat de gastank leeg was.
Een groot geluk, zei mijn vader, dat de overbuurman niet kon slapen. Als hij de brand niet had gezien en ons wakker had gemaakt, dan ... - de zin maakte hij niet af.

Zo stoer als ik toen deed, zo relaxt stond mijn overbuurmeisje er vrijdag bij, en zo onrustig maakt deze blog me.
Willekeurige citaten van dorpsgenoten:

'Ik zet nooit mijn fiets op slot.'
'Onze achterdeur laat ik altijd open.'
'Mijn kind loopt alleen naar school.'
'Hier gebeurt nooit iets.'

Acclimatiseren moet ik. De paranoia die ik heb opgebouwd in de stad voor onveilige verkeerssituaties en wanhopige junks probeer ik sinds twee jaar los te laten. Ik wil chill worden.

Het lukt. Relaxter en relaxter word ik, jubelend over het dorpse leven, totdat ik een dikke stinkende hondendrol in mijn voortuin vind. Een persoonlijke aanval, stiekem en vies, zo voelt het. Shitbeest.

Wraak. Ik maak een plan om een overvolle poepluier door de brievenbus van het baasje te proppen, om een vuilniszak leeg te strooien op zijn stoep, om hem eens even goed - gepaard met wat scheldwoorden - de waarheid te zeggen.

Maar ja. Er staat geen naam bij de drol.
Dus nu zit ik achter het gordijn verstopt en hou ik elke voorbijganger met een hond in de gaten. Ik heb geen idee welk type hond welk type drol schijt en dus is iedere hondeneigenaar een potentiële vijand.

Is er eigenlijk gif voor zoiets? Niet dat die hond meteen dood moet hoor, maar dan kan ik er in ieder geval mee dreigen. Prikkeldraad, zou ook kunnen, of schrikdraad, nog beter.

En verder: ik zet mijn fiets gewoon weer aan een lantaarnpaal vast, er komt een extra slot op de achterdeur en er gaat geen kind van mij meer alleen de deur uit. Poepdorp.

Utrecht, 24 december 2010

Het is koud in ons huurhuis. Buiten ligt bijna een halve meter sneeuw. Witte vlokken plakken tegen de randen van het kozijn en een koude tocht trekt door de woonkamer. Ik sla de grijze deken om mijn schouders en trek de uiteinden over mijn buik. De deken past er nog net omheen. Ik ben zeven maanden zwanger.
De bel gaat. Tijl - schrijfkameraad - staat voor de deur met een plan voor mijn boek. Hij schetst een omslag, verzint talloze titels en peinst over de juiste schrijversnaam. 'We doen Maria, veel pakkender dan je roepnaam, Marian.' Ik vind het prima.
Het is half vijf, het wordt al donker. Ik ril en nip aan warme thee. De funda-website toont geen nieuwe woningen in onze categorie. We wonen hier pas net, als tijdelijke basis totdat we ons eigen droomhuis hebben gevonden, maar nu is het huis verkocht en wil de huisbaas dat we er uitgaan. Ik sluit de laptop af en zet de verwarming nog wat hoger.
Half elf, we liggen in bed. Dan. Warm bloed stroomt langs mijn benen. Ik sta meteen op: 'we moeten naar het ziekenhuis.' Tien minuten later zijn we in het UMC. De arts controleert alles wat er te controleren valt. 'We gaan de baby halen.' Ik kijk naar de klok: kerstavond, even over elf. Het zal toch niet. 
Een tweede arts komt de kamer in. Ze overleggen in termen die ik niet ken. Nog een echo, nog een CTG. Ik kan alleen maar naar de secondewijzer kijken. Bijna twaalf uur. 
Dan pakt de oudste arts mijn hand: 'mevrouw, we willen wachten. Zo lang mogelijk.' Hij laat hartfilmpjes en echofoto's zien en zegt dat alles goed komt. Ik knik beduusd en kijk op de klok. Het is twaalf uur geweest.
Onze messias blijft nog vier weken zitten. Het net-niet-kerstsprookje wordt een heel gelukkig nieuwjaarsverhaal.