Er was eens een land waar ouders hun kinderen een heel bijzonder sprookje vertelden. Het sprookje was verzonnen - echt grote onzin -, maar dat wisten de kinderen niet. Ze vonden het heerlijk om over te fantaseren en hun ouders vertelden het verhaal keer op keer.

De ouders hadden het sprookje ook van hun ouders gehoord toen ze klein waren, en zij weer van hun ouders. Een verteltraditie van generatie op generatie.

Het sprookje veranderde soms een beetje. Bijvoorbeeld als een kind kritische vragen stelde: dan werd er gewoon een nieuw stukje verhaal aan het sprookje toegevoegd, zodat het toch - een soort van - geloofwaardig bleef.

De kinderen die teveel kritische vragen stelden of gewoonweg te wijs geworden waren, ontdekten dan soms zomaar - van de een op de andere dag, in een fractie van een seconde, in een enkele zin - dat het sprookje een leugen was. Een heel pijnlijk moment. Met traumatische gevolgen.

Want in het land waar het sprookje van ouder op kind werd doorverteld, wist elke volwassene nog precies wanneer hij - op veelal tragische wijze - had ontdekt dat het sprookje verzonnen was. Dat zijn geloof in duigen was gevallen. Dat hij door zijn eigen ouders keihard was voorgelogen. Dat hij jarenlang van iets had gehouden dat niet bestond.

En toch, in dat land, met al die getraumatiseerde volwassenen, konden ze er maar niet mee stoppen. Zodra er een nieuwe burger geboren werd begon de ouder het sprookje aan het kind te vertellen. De herinnering aan de traumatische seconde werd overspoeld door de eer en het fijne gevoel om het sprookje nu zelf aan iemand te kunnen voorliegen. 

Fascinerend toch, Sinterklaas?

staf sinterklaas

Uit #boek3:

Op 28 juni 1914 wordt in Sarajevo aartshertog Franz Ferdinand, de troonopvolger van Oostenrijk-Hongarije, vermoord. Wenen beschuldigt Servië van medeplichtigheid aan de moord en eist maatregelen. Belgrado weigert aan een ultimatum gehoor te geven en prompt verklaart Oostenrijk-Hongarije Servië de oorlog. En dan gaat het snel, als een waterval volgen de gebeurtenissen elkaar op. 

Rusland schiet de geloofsgenoten in het orthodoxe Servië te hulp en mobiliseert. Duitsland heeft, op zijn beurt, Oostenrijk rugdekking beloofd en brengt eveneens het leger in de hoogste staat van paraatheid. Dat leidt weer tot de mobilisatie van Frankrijk. 

Duitsland weet: om een oorlog op twee fronten te voorkomen, moet Frankrijk zijn verslagen voordat Rusland volledig is gemobiliseerd. De enige manier om Parijs snel te veroveren, is een omtrekkende beweging. Op 4 augustus, achtendertig dagen na het schot in Sarajevo, marcheren de eerste Duitse laarzen het neutrale België binnen en is de Eerste Wereldoorlog een feit. 

Meer dan een miljoen Belgen vluchten tussen 7 en 10 oktober 1914 naar Nederland.

(1 miljoen vluchtelingen op een bevolking van 6 miljoen Nederlanders!)

Noord-Brabant, Zeeland en Limburg worden overspoeld door vluchtelingen die in grote angst en nood huis en haard hebben moeten achterlaten. Na een paar weken keren veel van hen naar België terug, maar in november 1914 zijn er nog meer dan driehonderdduizend in ons land en uiteindelijk blijven er, na de sluiting van de grens in mei 1915, ongeveer honderdduizend Belgische vluchtelingen in Nederland over.

De grens tussen België en Nederland wordt door de Duitsers opgetuigd en is letterlijk van ijzer: een stalen gordijn waar 2000 volt op staat, bedoelt om spionageberichten en ‘oorlogsvrijwilligers’ te verhinderen het neutrale Nederland te bereiken.

Honderden mensen - vluchtelingen, gewone burgers - verliezen tijdens de oorlog het leven door het negeren van dit ijzeren gordijn.

uit: Elinea.nl

In november 1918 eindigt de oorlog en wordt de gemene elektrische grens meteen gesloopt door de omwonenden. Eindelijk. De palen en het draad worden door de boeren hergebruikt voor hun weilanden. Voor de dieren. Nooit meer mag er een ijzeren gordijn tussen mensen zijn. Nooit meer.

Meer weten over het ijzeren gordijn? Vluchtoord-Uden schreef er een uitgebreid artikel over.
Er zit een engeltje op mijn schouder. Vastgeplakt met gelukslijm.

De eerste keer dat de lijm goed getest werd, was toen ik als zesjarige met mijn nieuwe oranje fiets tegen een bus reed. Ik herinner me vooral het dropje dat ik als troost van een aardige mevrouw kreeg. Een beetje dromerig, diagnosticeerde de huisarts.

De tweede keer dat mijn engel op de proef gesteld werd, was ik niet dromerig maar dom. Ik was twintig en student. Mijn vader had me op zondagavond bij station Rijssen afgezet met een rugzak vol schone kleren. Ik stak het spoor over naar het perron voor de stoptrein, de slagbomen van de oversteekplaats gingen al dicht voor de aankomende intercity, en ik - anders dan mijn snuggere medetreinreizigers die snel onder de slagboom door kropen - stapte het perron op aan de verkeerde kant van het hek. Zo snel kwam die intercity niet voorbij hoor.
Station Rijssen

De intercity kwam razendsnel voorbij. Megasupersnel. Maar dat had ik pas door toen een man mij aan mijn rugzak over het zwarte hekje heen trok en ik de intercity langs mijn schoenzolen voelde razen. Net op tijd.
Beduusd lag ik op het perron, de rugzak naast me, een scheldende man boven me. Iets met onnozel wicht, idiote trut, imbeciel. Zijn scheldkanonnade smoorde mijn dankwoord en pas later, veel later, realiseerde ik me hoe dit had kunnen aflopen als die man er niet was geweest. Een engel.

Tien jaar later werd ik op een zaterdagochtend op weg naar het zwembad in Utrecht aangereden. Auto total loss. Ik niets.
(nouja wel iets; het hele gebeuren leidde uiteindelijk tot de eerste scene van mijn debuut Dieptepunt). Dankjewel engeltje.

Dieptepunt

En dan gisteren. Ik fietste omhoog, de berg op, om bij de volgende weg links af te slaan. Op die weg reed een auto, hij stopte en de bestuurder keek - zoals dat door het CBR wordt voorgeschreven - links, rechts, links. Ik stak mijn hand uit en draaide de weg in. Waarom ging die auto nou rijden? Ik had voorrang. Hallo? Hij had me toch gezien? 

Hij had me niet gezien. Ik riep, schreeuwde, gilde. Ik remde. Ik schoof van mijn fiets. De auto kwam dichterbij en dichterbij. Ik krijste, handen om mijn hoofd, knieën opgetrokken. Een halve meter nog.
En toen stopte de auto. Twee centimeter op tijd.

Gaat het? Ja het gaat wel. 
Pijn gedaan? Nee. 
Niets kapot? Nee. 
Sorry. OK.
Mijn schuld. Maakt niet uit hoor.

Ik stapte op mijn fiets, reed zo snel als Tom Dumoulin naar huis, plofte op de bank, snikte, huilde, jankte, pakte de laatste Sinas split uit de vriezer en bedankte mijn engel.

Blijf alsjeblieft zitten waar je zit.

Engel
In 1816 zijn de zomermaanden in Europa ongewoon koud en nat met zware regen-en onweersbuien. In Zwitserland sneeuwt het in juli in de bergen èn in de dalen, en vanaf augustus treedt in het grootste deel van Europa de nachtvorst in. Massale misoogsten zijn het gevolg, en dus hongersnood. In Wales trekken families van dorp naar dorp, smekend om eten. In Ierland breekt een tyfusepidemie uit. In Duitsland, Zwitserland en Oostenrijk vinden opstanden en plunderingen plaats.

En dat komt allemaal door de uitbarsting van de vulkaan Tambora op het Indonesische eiland Soembawa in 1815. Het is de grootste eruptie in 10.000 jaar die door mensen wordt waargenomen. De uitbarsting leidt op Soembawa en omringende eilanden tot asregens en tsunami's.

Tambora vulkaan

Driekwart jaar later, in de winter, valt er in Hongarije en Italië rode en bruine sneeuw. De neerslag is vervuilt door de as van Tambora en er blijft een laagje nevel op het land liggen.

De vulkaanuitbarsting beïnvloedt het klimaat wereldwijd. China en Canada krijgen te maken met overstromingen en droogte. In Europa wordt het een zomerlang ijzig koud en sterven er 200.000 mensen.

Het kleine beetje eten wat er nog is, kan niet gedistribueerd worden, want ook de paarden overleven de kou en honger niet. Het transport in Europa valt compleet stil.

En dan, in al die ellende, is daar de Duitse uitvinder Karl Drais. De 'Professor der Mechanik' heeft een ingeving. Zo gaat dat in de geschiedenis: crisis leidt tot creativiteit. Karl maakt een houten loopfiets. Het ding weegt 22 kilo (een fiets uit het nu weegt zo'n 15 kg) en hij legt er 13 kilometer in één uur mee af (een fietser uit het nu - wielrenners uitgesloten - fietst ca 20 km/uur).

Draisine

Helemaal niet slecht dus die eerste fiets. Weliswaar had het ding geen trappers of rem, laat staan een witgeschilderd spatbord of reflectoren, maar de tweewieler was geboren en het eten kon weer worden rondgebracht.

Vijftig jaar later werden de kettingkast en de trappers toegevoegd. En nog eens tien jaar later kwamen de banden vol met wind.*



Met dank aan Wikipedia.
Eén jaar van ons leven wachten we. We wachten op de post, op de trein, op de liefde en op nog veel meer. Wachten. Totdat het beloofde/verwachtte/gehoopte arriveert.

Stoplicht rood

Ik wachtte vanaf mei op jeukende schrijfvingers, op verteldrang. Dat wachten was aanvankelijk prima te doen. Geen onrustige nachten meer door spontane invallen, geen niesaanvallen door stoffige oude documenten, geen zere ogen van het turen naar een computerscherm.

Het zou vanzelf wel weer komen, die inspiratie om te schrijven. Tijdens de vakantie bijvoorbeeld, als ik in de rij zou staan voor de Duomo in Florence of op het strand stil moest blijven liggen tot ik helemaal ingegraven was of bij het stoplicht van de Gotthardtunnel. Ja dan, zou ik zoveel geniale invallen krijgen dat mijn dunne schriftje nooit genoeg was.

Gotthardtunnel file

Er kwam geen letter op papier. Drie maanden lang nada, noppes, niets.

Het Calimero-effect was daar: Ik zou niet één jaar, zoals elke burger betaamt, maar minstens vijftien maanden moeten wachten op iets in dit leven. En misschien nog wel veel langer....

Oh gruwel. Een writer's block lag op de loer. Geen Duomo die mij daar bij kon helpen.

Duomo florence

Bij thuiskomst vond ik tussen de stapel post het tijdschrift Schrijven magazine. Ik bladerde moedeloos en met een fikse dosis zelfmedelij door de pagina's. En toen las ik dit:

STOP NOOIT. (en als je toch per ongeluk gestopt bent:) BEGIN.

Een inkoppertje, weet ik ook wel. Natuurlijk, niet zeiken, niet zielepieten, niet achterover leunen en wachten, maar hupsakee zitten en schrijven. Maakt niet uit wat. Uiteindelijk komt dat geniale schrijfsel er dan wel.

Het duurde toch nog twee weken (want tsja, Calimero) voordat ik me vastplakte aan mijn bureaustoel en de laptop open klapte. Maar het lukte. Ik schreef weer.

Ik schreef een stukje over wachten.
Nederland capituleert op 15 mei 1940.
Maar er is één stukje Nederland dat dan nog niet door de Duitsers bezet is.

Een fragment uit #boek3: 

Vanaf de eerste oorlogsdag op 10 mei zijn Franse militairen Zeeland binnengetrokken om de Nederlandse troepen te versterken. Het zijn dan ook niet de Zeeuwen zelf, maar de Fransen die zich hebben verschanst achter het kanaal door Zuid-Beveland, om de Scheldemonding veilig te stellen en een aansluiting met het geallieerde front in België te creëren. De Fransen houden moedig stand.

Op 17 mei besluiten de Duitsers om ‘het bombardement van Rotterdam’ te herhalen. Middelburg is het doelwit. Met kanonnen en vliegtuigen wordt de historische stad volkomen in puin geschoten en Walcheren capituleert. De Fransen trekken richting Vlissingen en steken de Westerschelde over naar Zeeuws-Vlaanderen.

Middelburg 1940
Middelburg (via www.omroepzeeland.nl)

In het westen van Zeeuws-Vlaanderen hebben springcommando’s uit België enorme ravages aangericht door bruggen, wegen, kerken en andere grote gebouwen op te blazen in een poging de opmars van de Duitsers te remmen.

Maar de Duitsers komen helemaal niet. Ze gaan naar het zuidoosten, de teruggetrokken Franse en Belgische legers achterna en laten het westen van Zeeuws-Vlaanderen ongemoeid, in vrijheid, voor even.

Op 29 mei komt het Duitse leger terug. Een dag later bezetten de Duitsers het laatste stukje van Zeeland. Pas dan, op 30 mei 1940, is West Zeeuws-Vlaanderen - en daarmee heel Nederland - in Duitse handen.

West Zeeuws-Vlaanderen